Plan: | Windenergie A16 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | inpassingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9930.ipWindenergieA16-va01 |
het inpassingsplan Windenergie A16 met identificatienummer NL.IMRO.9930.ipWindenergieA16-va01 van de provincie Noord-Brabant.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
De beeldkwaliteitsvisie Energielandschap A16 van de provincie Noord-Brabant, zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze planregels.
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
de grens van een bouwvlak.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
de behuizing van de rotoras, generator of tandwielkast van een windturbine.
de neus van de windturbine waarin de wieken samenkomen.
een deskundige op het gebied van het beoordelen van landschap en landschapsstructuren die door het bevoegd gezag als zodanig is aangewezen.
het zorgdragen voor een bijdrage aan de duurzame energietransitie in de betrokken gemeenten op een van de drie wijzen zoals verwoord in Bijlage 2 van deze planregels.
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
het bovenlangskomen van een rotorblad van een windturbine over onderliggende gronden tijdens het in gebruik zijn van een windturbine.
het samenstel van rotorbladen (wieken) en hub (neus) van een windturbine.
de wiek van een windturbine.
de diameter van de cirkel die door de tip (het uiteinde) van een rotorblad (wiek) wordt beschreven.
bouwwerken behorende bij een windturbine ten behoeve van het transporteren van opgewekte elektriciteit en het op spanning houden van de interne parkbekabeling van het windturbinepark als geheel.
het uiteinde van een rotorblad.
het uiterlijk van de windturbine zoals dat wordt bepaald door het samenstel van de vorm van de gondel, de ashoogte, de mastvormen en de rotordiameter van een windturbine.
een bouwwerk ter opwekking van elektrische energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
vanaf het peil tot aan de tip (uiteinde) van het bovenste verticaal staande rotorblad.
vanaf het peil tot aan de tip (uiteinde) van het onderste verticaal staande rotorblad.
vanaf het peil tot aan het hart van de as van de windturbine.
vanaf het peil tot aan de onderkant van de gondel van de windturbine.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580.
De voor 'Bedrijf - Windturbine' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden mag worden gebouwd met in achtneming van de onderstaande regels:
Het bevoegd gezag kan, in afwijking van het bepaalde in lid 3.2 onder d, sub 1 tot en met 4, een omgevingsvergunning verlenen voor een windturbine met andere afmetingen, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan, in afwijking van het bepaalde in lid 3.2 onder g een omgevingsvergunning verlenen voor een windturbine met een andere verschijningsvorm, met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan, in afwijking van het bepaalde in lid 3.2 onder h ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - EV' een omgevingsvergunning verlenen voor een windturbine die niet in het middelpunt van het bestemmingsvlak is gebouwd indien
Met betrekking tot het gebruik van deze gronden gelden de volgende regels:
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod van lid 4.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 4.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Binnen het gehele plangebied geldt een bouwverbod voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde hoger dan 90 meter boven NAP teneinde de verstoring van het radarbeeld van het radarstation Woensdrecht te voorkomen.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1.1 onder de voorwaarde:
Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' geldt dat de ter plaatse aanwezige woning als bedrijfswoning is verbonden aan de in Artikel 3 van dit inpassingsplan bedoelde windturbines.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - overdraai' is het overdraaien van rotoren van windturbines zoals bedoeld in Artikel 3 van deze planregels toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding zijn tevens behorende voorzieningen in de vorm van kabels en leidingen, onderhoudswegen met een maximum breedte van 6 m, in- en uitritten en kraanopstelplaatsen ten behoeve van de bouw en het onderhoud van de windturbines toegestaan.
Op gronden met de aanduiding ´overige zone - overdraai' is de bouw van nieuwe beperkt kwetsbare of kwetsbare objecten niet toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - windturbines uitgesloten' is de realisatie van nieuwe windturbines niet toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - parkinfrastructuur 1' zijn bij de in artikel 3 van deze planregels behorende voorzieningen in de vorm van kabels en leidingen, onderhoudswegen met een maximum breedte van 6 m, in- en uitritten en kraanopstelplaatsen ten behoeve van de bouw en het onderhoud van de in dat artikel genoemde windturbines toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - parkinfrastructuur 2' zijn bij de in artikel 3 van deze planregels behorende voorzieningen in de vorm van kabels en leidingen toegestaan.
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het inpassingsplan Windenergie A16'.