Landelijk is in Natura 2000-gebieden al jaren sprake van een overschot aan stikstofdepositie, terwijl verdrogingsproblematiek het effect hiervan verder versterkt. Dit is schadelijk voor de voor stikstof en verdroging gevoelige habitats in de Natura 2000-gebieden.
Zo staan ook de natuurwaarden in het beekdal van de Tongelreep onder druk door onder andere verdroging en een verhoogd stikstofgehalte. Hierdoor verdwijnen langzamerhand beschermde planten en dieren, welke oorspronkelijk in dit gebied aanwezig waren. Het beekdal van de Tongelreep ligt globaal tussen Achelse Kluis en Valkenswaard en ten westen van het Leenderbos. Binnen dit gebied komen meerde stikstof- en/of voor verdroging gevoelige habitattypen voor, zie figuur 1.1.
Figuur 1.1 Voor stikstof- en/of verdroging gevoelige habitattypen binnen het projectgebied.
Het beekdal is onderdeel van Natura 2000-gebied “Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux", waar -ook op Europese schaal- belangrijke natuurwaarden voorkomen. Nederland heeft zich verplicht om de nagestreefde natuurwaarden in Natura 2000-gebieden in een gunstige staat van instandhouding te brengen. In de Wet natuurbescherming zijn regels opgenomen om deze Natura 2000-gebieden te beschermen. Deze regels zijn vertaald in instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden, welke vervolgens zijn uitgewerkt in Natura 2000-beheerplannen. Voor dit project gaat het om het beheerplan 'Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux'.
De instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux worden zonder maatregelen echter niet gehaald. Omdat er binnen het projectgebied nagenoeg geen mogelijkheden zijn om het overschot aan stikstofdepositie te beperken, wordt ingezet op het verbeteren van de hydrologische condities voor deze habitats.
Hoofddoelstelling
De Wet natuurbescherming geeft aan dat de achteruitgang van de stikstof- en verdroging gevoelige habitats binnen Natura 2000-gebieden voor 1 juli 2021 gestopt moet worden. Het project Herinrichting Tongelreep richt zich daarom primair op de duurzame instandhouding van de (grond)waterafhankelijke stikstofgevoelige habitats in het projectgebied die onderhevig zijn aan een negatieve trend, zijnde 'Zure vennen', 'Alluviale bossen' en 'Hoogveenbossen'. In het Natura 2000-beheerplan is voor de habitattypen ‘Zure vennen’, ‘Vochtige alluviale bossen’ en ‘Hoogveenbossen’ het doel: uitbreiden van het oppervlak en een verbetering van de kwaliteit.
Nevendoelstellingen
Naast de juridische verplichting vanuit de Wet natuurbescherming kent het gebied nog meer opgaven, die niet voor 1 juli 2021 hoeven te worden uitgevoerd. Aanvullend op de hoofddoelstelling zijn binnen het project Herinrichting Tongelreep maatregelen uitgewerkt die samenhangen met de nevendoelstellingen voorkomend uit de ambities van:
De gehele set van instandhoudingsmaatregelen zal door waterschap De Dommel worden uitgewerkt in één of meerdere inrichtingsplannen in de vorm van een Projectplan als bedoeld in de Waterwet, hierna: projectplan Waterwet (PPWW). Dit projectplan is opgenomen in bijlage 1.
Daarnaast is door provincie Noord-Brabant een provinciaal inpassingsplan (PIP) opgesteld voor de percelen die, als gevolg van de juridische verplichting vanuit de Wet natuurbescherming, niet langer geschikt blijven voor landbouwkundig gebruik of waarbij het beoogde gebruik als natuur duurzaam geborgd dient te worden. Middels dit ruimtelijk plan krijgen deze percelen een nieuwe passende bestemming (natuur).
Voor de uitvoering van maatregelen is voor diverse percelen een nieuwe ruimtelijke bestemming nodig, omdat de geldende bestemming(en) niet voor alle percelen voorziet in de beoogde ontwikkeling. Hiertoe wordt een PIP opgesteld. Het doel van het PIP is om de noodzakelijke herstelmaatregelen planologisch te borgen, het beoogd gebruik van percelen als natuur duurzaam te borgen en percelen die niet langer geschikt blijven voor landbouwkundig gebruik te voorzien van een passende bestemming (natuur).
Het plangebied van het voorliggend PIP bestaat uitsluitend uit de gronden die een nieuwe, directe bestemming 'Natuur' krijgen. Het plangebied van het inpassingsplan Tongelreep omvat dus niet het gehele projectgebied van het project Herinrichting Tongelreep, als opgenomen in het PPWW fase 1 en 2. Op figuur 1.3 en op de verbeelding zijn de betreffende gronden opgenomen welke deel uit maken van het plangebied van voorliggend PIP en vormt daarmee de planbegrenzing van het PIP.
Figuur 1.3 Begrenzing van het plangebied van het PIP
De groen gekleurde percelen zijn beschikbaar voor het uitvoeren van instandhoudingsmaatregelen en aanvullende maatregelen in het kader van het projectplan, maar zijn nog niet van een passende bestemming (natuur) voorzien om deze maatregelen en het gebruik als natuur duurzaam te borgen. De roze gekleurde percelen zijn (1) benodigd voor de uitvoer van noodzakelijke herstelmaatregelen om aan de regels van de Wet natuurbescherming te voldoen, waarbij de maatregelen juridisch worden geborgd in de bestemming 'Natuur' en/of (2) blijven niet langer geschikt voor landbouwkundig gebruik, waardoor deze percelen een passende bestemming (natuur) krijgen.
De betreffende gronden zijn gelegen in de gemeenten Valkenswaard en Heeze-Leende en zijn voornamelijk aan de randen van de Tongelreep gelegen.
De geldende juridisch-planologische situatie van de gronden van het plangebied is vastgelegd in de bestemmingsplannen:
Ten tijde van het opstellen van voorliggend PIP is voor het buitengebied van de gemeente Valkenswaard het bestemmingsplan 'Buitengebied 2' op 5 februari 2020 in ontwerp gepubliceerd. In dit ontwerp bestemmingsplan zijn fouten in de regels en verbeelding van het plan 'bestemmingsplan Buitengebied' hersteld en zijn de planbepalingen geactualiseerd naar aanleiding van de vaststelling van de provinciale Interim omgevingsverordening Noord-Brabant op 25 oktober 2019. Het ontwerp bestemmingsplan 'Buitengebied 2' is als uitgangspunt genomen, boven het bestemmingsplan 'bestemmingsplan Buitengebied'.
Enkelbestemmingen
De gronden zijn in deze bestemmingsplannen aangewezen als 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden'. De gronden zijn ondermeer bestemd voor agrarische doeleinden/agrarisch gebruik met bijbehorende voorzieningen. De waarden komen tot uitdrukking in het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden.
Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen
Meerdere gronden zijn daarnaast voorzien van een dubbelbestemming ter bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische waarden in de gronden. Afhankelijk van de getalsmatige aanduiding, bijvoorbeeld 'Waarde - Archeologie 4', wordt onderscheid gemaakt in de minimale verstoringsoppervlakte waarvoor een archeologische onderzoeksplicht geldt. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden zijn enkele grondroerende activiteiten (van een bepaalde omvang) uitgezonderd van deze onderzoeksplicht. De archeologische dubbelbestemmingen zijn in dit PIP herzien op basis van het archeologisch bureauonderzoek als beschreven in paragraaf 4.6.
Ten zuiden van Bruggerhuizen wordt één perceel doorkruist door de dubbelbestemming 'Leiding'. Deze dubbelbestemming dient als beschermingszone van de daar gelegen brandstofleiding (nafta) en is overgenomen in voorliggend PIP.
Daarnaast zijn binnen het plangebied van het PIP diverse dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen aan percelen toegekend voor de bescherming (eventueel in combinatie met herstel en ontwikkeling) van hydrologische waarden, waterafhankelijke natuurwaarden, aardkundige waarden, cultuurhistorische waarden en oudheidkundige waardevolle landschappen en vlakken. Deze bescherming van de aanwezige waarden wordt geborgd door de natuurbestemming.
De aanduiding 'Overige zone - gebied potentiële natuurwaarden' ziet toe op een duurzame ontwikkeling van de natuurontwikkelingsstroken langs beken. Aan deze ontwikkeling wordt met het PPWW invulling gegeven en door de herbestemming naar 'Natuur' in het PIP geborgd. Deze aanduiding komt derhalve met het PIP te vervallen.
De gronden binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterberging' zijn medebestemd voor de tijdelijke opvang van water. Deze dubbelbestemming komt met de herbestemming naar 'Natuur' te vervallen, aangezien de tijdelijke opvang van water binnen de definitie van water en waterhuishoud- kundige voorzieningen is opgenomen. Het zelfde geldt voor de aanduidingen '(zoekgebied voor) behoud en herstel van watersystemen'. 'waterhuishoudkundige functies' en 'reservering waterberging'.
De aanduiding 'beperkingen veehouderij' sluit het bouwen van veehuisvestingsgebouwen en/of mestopslag uit. De aanduiding 'monumentale boom' beschermt en behoud aanwezige monumentale bomen. De aanduidingen 'kernrandzone' en 'hulpgebouw' maakt het bouwen van hulpgebouwen (met een afwijkende oppervlakte) ten behoeve van opslag en het hobbymatig houden van dieren mogelijk. Deze aanduidingen zijn overbodig nu de bouw- en gebruiksmogelijkheden komen te vervallen door de wijziging naar de bestemming naar 'Natuur'.
In voorliggende toelichting wordt in het volgende hoofdstuk kort de huidige situatie van het plangebied van het PIP beschreven en wordt nader ingegaan op het planvoornemen. In hoofdstuk 3 is het voor voorgenomen plan relevante overheidsbeleid toegelicht. Hoofdstuk 4 omvat de milieuhygiënische en planologische verantwoording. De juridische aspecten en nadere informatie over de verbeelding en de planregels is opgenomen in hoofdstuk 5. Vervolgens zijn in hoofdstuk 6 en 7 de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het planvoornemen beschreven.
Het plangebied van de Tongelreep is gelegen ten westen van het Leenderbos. De Tongelreep ontspringt op het Kempisch Plateaux in België bij Peer (hier heet de beek de Warmbeek) en komt bij Achelse Kluis Nederland binnen. Bij Eindhoven mondt de beek uit in De Dommel. In Eindhoven maakt het beekdal onderdeel uit van het stadspark Genneper parken en is daarmee een belangrijke spil in de verbinding tussen stad en omliggende gebieden.
De beek wordt gevoed door Maaswater dat ingelaten wordt vanuit het Kempisch kanaal / kanaal Bocholt-Herentals, regenwater uit haar stroomgebied en water van de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Achel.
De Tongelreep en de naastgelegen natuurgebieden maken onderdeel uit van het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux. Dit Natura 2000-gebied bestaat uit twee delen. Het westelijk deel betreft De Plateaux, het dal van De Dommel en gedeelten van de beeklopen van de Run en de Keersop. Het oostelijk deel omvat de Groote Heide in het noorden, de gemeentebossen van Heeze, de landgoederen Valkenhorst en Heezerheide, de boswachterij Leende en een gedeelte van de beekloop van de Tongelreep.
Het gebied is overwegend natuur, afgewisseld met bosgebieden. Het agrarisch gebied bestaat veelal uit grote en open percelen met agrarisch land (zowel grasland als gewassen) met soms enkele bomen, beplantingen op perceelsgrenzen en laanbeplanting. Van oudsher zijn er agrarische bedrijven in het gebied gevestigd. Delen van het agrarisch gebied zijn kleinschaliger. Het gebied aan beide zijden langs de beek en de vennen op het Leenderbos zijn op grond van het provinciale waterplan erkend als natte natuurparel (NNP), dat ook onderdeel is van het NNB.
Op de kaart van circa 1900 is de beek reeds rechtgetrokken. Dit past bij de Brabantse beekdalen, die al vroeg werden ontgonnen. Zo heeft er in 19e eeuw een ontginning van woeste gronden plaatsgevonden bij Achelse Kluis, waarbij stukken heide rondom de abdij werden ontgonnen. Ten behoeve van betere afwatering en het maken van vloeivelden voor nieuwe landbouwgronden werd de Warmbeek rechtgetrokken. Voordat het dal van de Tongelreep werd ontgonnen, was het open en moerassig. In figuur 2.1 zijn een kaartbeeld van voor 1900 en een kaartbeeld uit 1928 weergeven, waarop duidelijk de kanalisering van de Tongelreep is te zien. In de loop van de 20e eeuw zijn de ontginningen verder uitgebreid.
Figuur 2.1 Uitsnede historische topografische kaarten van het plangebied van voor 1900 (links) en 1927 (rechts)
Langs de Tongelreep bij Valkenswaard ligt een voormalig visvijvercomplex (de eerste vijvers zijn aangelegd tussen 1902-1910), bestaande uit een groot aantal vijvers welke sterk variëren in vorm en grootte. Het doel van de vijvers was het kweken van vis voor consumptie. Vanaf de jaren ’50 werden de visvijvers met name gebruikt voor het kweken van pootvis voor hengelvijvers elders in het land. Vanaf 1952 tot 2003 is het visvijvercomplex geëxploiteerd door de Organisatie ter Verbetering Van de Binnenvisserij (O.V.B.) ten behoeve van de visteelt. De visvijvers staan met elkaar in verbinding door een stelsel van afsluitbare duikers en kanaaltjes. De vijvers worden grotendeels gevoed door de Tongelreep en in essentie dus met gebufferd Maaswater. Het vijvercomplex biedt aan vogelsoorten broedgelegenheid en is daarnaast belangrijk als rust- en foerageergebied voor met name doortrekkende vogels in voor- en najaar. Het gebied kan na droogvallen bijzondere vegetaties bevatten. Het visvijvercomplex is ook een broedplaats voor habitatsoorten zoals het woudaapje en de roerdomp. Greveschutven maakt ook onderdeel uit van het complex.
Zoals beschreven richt het project Tongelreep zich op duurzame instandhouding van de (grond)waterafhankelijke stikstofgevoelige habitats 'Zure vennen', 'Alluviale bossen' en 'Hoogveenbossen'.
In het milieueffectrapport (MER), als beschreven in paragraaf 4.1 en opgenomen in bijlage 2, is onderzocht welk maatregelenpakket het beste invulling geeft aan de gestelde doelen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen maatregelen die nodig zijn in het kader van de hoofddoelstelling (basismaatregelen) en maatregelen die bijdragen aan de nevendoelstellingen (plusmaatregelen), zoals KRW, NNB, NNP et cetera. Voor het realiseren van deze doelen is vernatting van het plangebied noodzakelijk, waarvoor de gemiddelde grondwaterstand verhoogd dient te worden. In het kader van de hoofddoelstelling zijn de volgende maatregelen binnen het plangebied van de projectplannen voorzien:
Hydrologische maatregelen ten bate van de instandhoudingsdoelen
1. Beekbodem verhogen en profiel versmallen
Door het profiel van de beek te versmallen en de bodem van de beek te verhogen, wordt de drainagebasis van de beek verhoogd en kan er minder grondwater via de beek afgevoerd worden. Hierdoor stijgt het grondwaterpeil. Het verondiepen van de beek kan door het gedoseerd aanbrengen van zand wat door de stroming wordt verspreid over de beekbodem, dit proces wordt de 'zandmotor' genoemd. Het verondiepen vindt plaats over traject tussen De Achelse Kluis en de Leenderweg.
2. Dood hout in de beek aanbrengen
Dood hout in de beek biedt hydraulische weerstand aan het water, hetgeen zorgt voor (piek)afvoerdemping en afvoervertraging (water wordt langer vastgehouden in het gebied) en stromingsvariatie. Daarnaast vindt er op de plaatsen van het dode hout verzanding plaats. Dit bevordert het omhoog komen van de beekbodem m.b.v. zandsuppletie (zandmotor).
3. Opheffen drainerende werking van detailontwatering
Een andere maatregel om te zorgen dat water wordt vastgehouden in het gebied en in de bodem infiltreert, is het opheffen van detailontwatering. Onder detailontwatering wordt verstaan sloten en greppels die in de huidige situatie het gebied ontwateren. Het opheffen van de drainerende werking van watergangen kan gerealiseerd worden door de volgende maatregelen:
Afhankelijk van eventuele aanwezige waarden of het voorkomen van beschermde flora en fauna, worden bovenstaande maatregelen per locatie afgewogen.
Daar waar de maatregelen leiden tot natschade aan opstallen of aan landbouwgebieden voorziet het plan in mitigerende maatregelen ter compensatie van negatieve effecten op landbouwpercelen en bebouwing. Daarnaast kan op locaties de behoefte blijven bestaan aan de mogelijkheid om het waterpeil nog enigszins te sturen indien het bijvoorbeeld periodiek te nat is. In dat geval ligt het plaatsen van stuwtjes meer voor de hand. Deze detailontwatering is in de projectplannen verder uitgewerkt.
4. Verwijderen drainage
In de huidige situatie bevindt zich veelal (buis)drainage in de bodem van de landbouwpercelen welke nodig zijn voor de vernattingsmaatregelen. De drainage zorgt er onder andere voor dat het te veel aan water uit de bodem van de percelen verwijderd wordt en via de sloten/greppels afgevoerd wordt. Door deze drainage te verwijderen, kan het water niet meer direct afgevoerd worden en verblijft het water langer in het gebied. Dit draagt ook bij aan het verhogen van de grondwaterstand.
Natuurtechnische maatregelen t.b.v. verhogen grondwaterstand
5. Omvorming landbouwgronden naar natuur
Voor een aantal landbouwgronden geldt dat deze door uitvoering van de bovenstaande maatregelen te nat zullen worden om in landbouwkundig gebruik te blijven danwel dat er hydrologische herstel- maatregelen op de percelen zelf nodig zijn. Deze gronden worden in het kader van de juridisch minimaal benodigde maatregelen verworven en omgevormd tot natuur. Ook de overige (reeds) verworven agrarische gronden binnen de NNB worden omgevormd tot natuur. Nader (nutriënten-) onderzoek dient uit te wijzen welke natuurbeheertypen hier het beste passen en wat het ambitieniveau wordt. Ook zijn vormen van agrarisch natuurbeheer mogelijk. Op kansrijke locaties bestaat de mogelijkheid om de voedselrijke bovengrond (bouwvoor) te verwijderen om meer hoogwaardige beheertypen mogelijk te maken. De grond die hierbij vrijkomt wordt zo veel mogelijk afgezet in de omgeving.
6. Naaldbos lokaal kappen voor houtproductie en omvormen naar heide, grasland of open loofbos
Bomen nemen veel water uit de bodem op en houden hemelwater tegen (interceptie). Met name naaldbomen zorgen voor een relatief grote verdamping en interceptie door het jaar heen. Door met name dit naaldbos te kappen en om te vormen naar heide of grasland, wordt minder water uit de bodem onttrokken. Deze omvorming heeft deels al plaatsgevonden, maar deze maatregelen worden wel meegenomen. Er kunnen vier categorieën bosomvorming worden onderscheiden:
Percelen waar bosomvorming plaatsvindt t.b.v. instandhouding van de habitattypen, behoren tot de basismaatregelen.
Aanvullende maatregelen in het kader van nevendoelstellingen
In het kader van de nevendoelstellingen zijn aanvullende maatregelen voorzien, namelijk:
Voor een uitgebreide beschrijving van de plusmaatregelen wordt naar het MER in bijlage 2 verwezen.
De maatregelen voor het behalen van de hoofddoelstelling zijn in het MER uitgewerkt in een voorkeursalternatief (VKA). Na een zorgvuldige afweging van de plusmaatregelen in het kader van de nevendoelstellingen is tevens een voorkeursalternatief-plus (VKA-plus) uitgewerkt in het MER. Dit VKA-plus is vervolgens in nader uitgewerkt in het projectplan Waterwet, waarbij de plus maatregelen zijn meegenomen daar waar dat mogelijk is.
De gronden waarop de maatregelen plaatsvinden zijn in eigendom Waterschap De Dommel, gemeente Valkenswaard, gemeente Heeze-Leende, Staatsbosbeheer, provincie Noord-Brabant en particuliere eigenaren. Op de gronden die beschikbaar zijn voor het uitvoeren van instandhoudingsmaatregelen, zijn in het PPWW eventueel ook aanvullende maatregelen voorzien in het kader van de nevendoelstellingen. Op gronden die niet beschikbaar zijn voor het uitvoeren van instandhoudingsmaatregelen (roze gekleurde percelen in figuur 1.3), maar wel noodzakelijk zijn voor het realiseren van de hoofddoelstelling zijn in het PPWW geen aanvullende maatregelen voorzien. Voor een overzicht van de maatregelen wordt verwezen naar het projectplan Waterwet in bijlage 1.
Binnen de planbegrenzing van het Tongelreep als beschreven in paragraaf 1.3 zijn de volgende maatregelen als toegelicht in voorgaande paragraaf voorzien:
Diverse beschikbare percelen binnen het projectgebied van het PPWW hebben de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden'. De voorziene instandhoudingsmaatregelen zijn binnen deze bestemming planologisch niet duurzaam geborgd. Met een herbestemming van deze percelen naar 'Natuur' kan wel in een duurzame borging van de maatregelen worden voorzien. Derhalve zijn deze percelen (groen gekleurde percelen in figuur 1.3) opgenomen in voorliggend PIP. Op de beschikbare percelen die langs de Tongelreep zijn gelegen, zijn naast bovengenoemde maatregelen in het kader van de hoofddoelstelling ook beekherstel (o.a. afgraven/verlagen van het maaiveld en hermeandering) van de Tongelreep voorzien in het kader van de KRW.
Voor de realisatie van de hoofddoelstelling is het noodzakelijk op enkele niet beschikbare percelen hydrologische herstelmaatregelen te treffen. Daarnaast zal door de getroffen maatregelen in het kader van de hoofddoelstelling op enkele percelen een dermate sterke vernatting optreden, dat het uitoefenen van agrarische activiteiten niet langer mogelijk is. Om deze percelen te voorzien van een passende functie en de voorgenoemde hydrologische herstelmaatregelen een duurzame bescherming te bieden, wordt ter plaatse van deze percelen de bestemming gewijzigd naar de bestemming 'Natuur'. Met een herbestemming van deze percelen naar de bestemming 'Natuur' wordt voorkomen dat ter plaatse van deze percelen ontwateringsmaatregelen kunnen worden getroffen in de toekomst, waardoor de het hydrologisch herstel in het kader van het project Herinrichting Tongelreep wordt geborgd. Deze percelen zijn in figuur 1.3 roze gekleurd.
Voor de percelen die niet beschikbaar zijn voor de uitvoering van het PPWW maar wel als noodzakelijk zijn aangemerkt voor de realisatie van de hoofddoelstelling (de roze gekleurde percelen uit figuur 1.3), is in onderstaande tabel aangegeven waarom het perceel noodzakelijk is voor de duurzame instandhouding van de (grond)waterafhankelijke stikstofgevoelige habitats in het projectgebied. Aangezien de groen gekleurde percelen reeds beschikbaar zijn voor de uitvoering van het PPWW en realisatie van de hoofddoelstelling, is in het kader van voorliggend inpassingsplan geen nadere onderbouwing van de noodzaak opgenomen, anders dan een duurzame borging van de voorgenomen maatregelen.
Perceel | Hydrologische herstelmaatregelen? | Vernatting? |
![]() | Nee. | Ja, de toekomstige GVG varieert van 'water op maaiveld' tot 60 cm onder maaiveld en de GLG varieert van 60 tot 100 cm onder maaiveld. Getoetst aan de grenzen van het cultuurtechnische vademecum maakt zowel de GVG als de GLG de gronden ongeschikt voor landbouwkundig gebruik. |
![]() | Ja, deze gronden zijn noodzakelijk in het kader van het opheffen van de drainerende werking door detailontwatering en voor het verwijderen van drainage. | Ja, de toekomstige GVG varieert van 'water op maaiveld' tot 60 cm onder maaiveld en de GLG varieert van 10 tot 150 cm onder maaiveld. Getoetst aan de grenzen o.b.v. het cultuurtechnische vademecum maakt zowel de GVG als de GLG de gronden ongeschikt voor landbouwkundig gebruik. |
![]() | Ja, deze gronden zijn noodzakelijk in het kader van het opheffen van de drainerende werking door detailontwatering. | Ja, de toekomstige GVG varieert van 'water op maaiveld' tot 50 cm onder maaiveld en de GLG varieert van 10 tot 150 cm onder maaiveld. Getoetst aan de grenzen o.b.v. het cultuurtechnische vademecum maakt met name GVG de gronden ongeschikt voor landbouwkundig gebruik. |
![]() | Ja, deze gronden zijn noodzakelijk in het kader van het opheffen van de drainerende werking door detailontwatering. | Ja, de toekomstige GVG varieert van 'water op maaiveld' tot 60 cm onder maaiveld en de GLG varieert van 10 tot 130 cm onder maaiveld. Getoetst aan de grenzen o.b.v. het cultuurtechnische vademecum maakt zowel de GVG als de GLG de gronden ongeschikt voor landbouwkundig gebruik. |
![]() | Ja, deze gronden zijn noodzakelijk in het kader van het opheffen van de drainerende werking door detailontwatering en voor het verwijderen van drainage. | Ja, de toekomstige GVG varieert van 'water op maaiveld' tot 30 cm onder maaiveld en de GLG varieert van 10 tot 90 cm onder maaiveld. Getoetst aan de grenzen o.b.v. het cultuurtechnische vademecum maakt zowel de GVG als de GLG de gronden ongeschikt voor landbouwkundig gebruik. |
Bij de toetsing aan het cultuurtechnisch vadermecum is uitgegaan van de volgende kentallen:
GVG (cm-maaiveld) | GLG (cm-maaiveld) | |
Grasland | 50 | 80 |
Bouwland | 70 | 100 |
Op grond van de Wet milieubeheer is het bevoegd gezag verplicht om de milieueffecten, beschreven in het MER, tijdens of na de realisatie van het project te evalueren. Het doel van de evaluatie is na te gaan of en in hoeverre de feitelijke milieueffecten overeenkomen met, dan wel afwijken van, de beschreven milieueffecten in het MER en die als onderbouwing hebben gediend voor het besluit. De evaluatie kan daarmee bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van toekomstige milieu-evaluaties en zo de kwaliteit van de besluitvorming vergroten.
Veranderingen in grondwater en stijghoogten zijn belangrijk voor het behalen voor de natuurdoelen. De bestaande hydrologische monitoring in het plangebied met metingen van het grond- en oppervlaktewater zal hiervoor worden voortgezet. Na uitvoering van de anti-verdrogingsmaatregelen kunnen de monitoringsresultaten worden vergeleken met de oorspronkelijke situatie en de effecten van de maatregelen in kaart worden gebracht.
Over de waterkwaliteit binnen het projectgebied zijn slechts van een korte periode gegevens bekend. Geadviseerd wordt om de waterkwaliteit te blijven monitoren. Door langer te monitoren kan er meer zekerheid worden gegeven over de toekomstige waterkwaliteit in de Tongelreep en kan er indien nodig worden bijgestuurd om het water schoner te maken.
Natura 2000
Natura 2000-gebieden zijn natuurgebieden die onder de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn vallen. Om de waardevolle en kenmerkende natuur voor Europa te beschermen, heeft de Europese Unie het initiatief genomen voor Natura 2000. Dit is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden. Het netwerk vormt de hoeksteen van het EU-beleid voor behoud en herstel van biodiversiteit. De lidstaten wijzen speciale beschermingszones aan en moeten instandhoudings- maatregelen nemen om deze Natura 2000-gebieden te beschermen. De Habitatrichtlijn verplicht de Europese Lidstaten om instandhoudingsmaatregelen te treffen voor de Natura 2000-gebieden, waaronder het vaststellen van beheerplannen. De verplichting om een beheerplan op te stellen is opgenomen in artikel 2.1 van de Wet natuurbescherming. Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie (hierna: GS) waarin het Natura 2000-gebied ligt, is verplicht om in het beheerplan de nodige instandhoudingsmaatregelen op te nemen en de beoogde resultaten van die maatregelen. Het plangebied maakt onderdeel uit van het Natura 2000-gebied ‘Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux’, dat in 2013 reeds is aangewezen als Natura 2000-gebied en waarvoor in 2016 een beheerplan is opgesteld.
De maatregelen die met dit PIP planologisch mogelijk worden gemaakt dragen bij aan de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux en vormen een uitwerking van de maatregelen, die in het Natura 2000 beheerplan Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux zijn weergegeven.
Kaderrichtlijn Water
In de Kaderrichtlijn Water (KRW) geeft de Europese Unie regels voor de bescherming van het oppervlaktewater en het grondwater. De lidstaten van de Europese Unie zijn verplicht deze regels op te nemen in hun wetgeving. Volgens de Kaderrichtlijn Water moet het oppervlaktewater in 2015 in goede ecologische en chemische toestand zijn. Binnen het projectgebied is de Tongelreep als KRW-waterlichaam aangewezen. De Tongelreep behoort tot een langzaam stromende midden-/ benedenloop op zand (type R5).
Binnen het project Herinrichting Tongelreep worden beekherstelmaatregelen getroffen voor de realisatie van de KRW-doelstellingen voor type R5 wateren. Met voorliggend PIP wordt invulling gegeven aan de maatregelen in het kader van de KRW-doelstellingen voor de Tongelreep (KRW type 5) en wordt een duurzame bescherming van deze maatregelen geborgd. Door de herbestemming naar 'Natuur' wordt ook invulling gegeven aan het doel van de KRW ter vermindering van de inspoeling van nutriënten.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te bereiken heeft het Rijk in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) haar ambities van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040 geschetst. Deze ambities zijn vertaald in 13 nationale belangen. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid in de ruimtelijke ordening (‘decentraal, tenzij …’) en staat de gebruiker centraal. Eén van deze 13 belangen betreft het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) ecologische hoofdstructuur (EHS, inmiddels opgegaan in Natuurnetwerk Nederland), inclusief de Natura 2000-gebieden.
Eén van deze nationale belangen is "Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten". Ten aanzien van flora- en faunasoorten dient het beleid zich te richten op het behoud van leefgebieden en de mogelijkheid tot het verplaatsen van soorten. In internationaal verband heeft Nederland zich met het Biodiversiteitsverdrag en de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (Natura 2000) gecommitteerd aan afspraken over soorten (flora en fauna) en leefgebieden van soorten (habitats).
Een ander nationaal belang "Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten" laat het tot stand brengen en de ontwikkeling van een provincie- en landgrensoverschrijdend natuurnetwerk over aan de provincies. Voorheen werd dit netwerk aangeduid als EHS, inmiddels is dit opgegaan in het Natuurnetwerk Nederland (NNN), inclusief de Natura 2000-gebieden. Deze gebieden zijn door de provincie Noord-Brabant opgenomen in het Natuurnetwerk Brabant (NNB).
Het plangebied van het PIP maakt nagenoeg geheel onderdeel uit van het NNB en gedeeltelijk van het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux. Via het Barro en de provinciale verordening is nadere invulling geven aan de bescherming van het NNN. Via de Wet natuurbescherming is de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geborgd in het Nederlands recht.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De juridische borging van de SVIR is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro zijn de verschillende nationale belangen vastgelegd die doorwerking moeten krijgen bij lagere overheden. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, project Mainportontwikkeling Rotterdam, kustfundament, grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, defensie, Ecologische Hoofdstructuur (inmiddels: Natuurnetwerk Nederland), erfgoederen van universele waarden, hoofdwegen en hoofdspoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, primaire waterkeringen buiten het kustfundament en het IJsselmeer-gebied. Binnen het Natuurnetwerk Nederland geldt dat nieuwe projecten niet zijn toegestaan, als ze de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN significant aantasten.
Het plangebied maakt grotendeels onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de omzetting van het bestaande agrarische gebruik naar een natuurlijk ingericht terrein planologisch geborgd. Het voornemen leidt tot behoud en versterking van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied. Onderhavige ontwikkeling sluit hiermee aan bij het rijksbeleid en past binnen de beleidsuitgangspunten van het Barro.
Omgevingsvisie "De kwaliteit van Brabant"
De omgevingsvisie 'De kwaliteit van Brabant' als op 14 december 2018 vastgesteld door de Provinciale staten van Noord-Brabant bevat de hoofdlijnen van het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving tot 2030 met een doorkijk naar 2050. Hierin wordt onderscheid gemaakt in een basisopgave (werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit) en in vier hoofdopgaven:
In de basisopgave stelt de provincie onder andere tot doel dat in 2030 alle omgevingsaspecten voldoen aan de wettelijke normen, natuurgebieden zijn ingericht, de afname van biodiversiteit naar een positieve trend is omgebogen en dat waardevolle cultuurhistorische landschappen zijn behouden. Om dit doel te realiseren zijn in ieder geval de volgende maatregelen voorzien:
De concrete doelen, voor bijvoorbeeld natuur, water, veiligheid, milieu, mobiliteit en ruimtelijke kwaliteit, staan nu nog in de bestaande plannen van de provincie. Het beleid en de maatregelen zoals opgenomen in de Omgevingsvisie zal verdere doorwerking vinden in de nog op te stellen omgevingsverordening en programma's.
Provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening 2010-partiële herziening 2014
Op 7 februari 2014 hebben Gedeputeerde Staten deze gedeeltelijke herziening van de Structuurvisie vastgesteld, die op 19 maart 2014 in werking is getreden. De Structuurvisie geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. In de structuurvisie wordt onderscheid gemaakt in vier ruimtelijke structuren:
Figuur 3.1 Uitsnede structurenkaart Provinciale Structuurvisie RO 2010
Het plangebied van het PIP is gelegen binnen de structuren 'groenblauwe mantel' en 'kerngebied groenblauw'. De groenblauwe structuur omvat de samenhangende gebieden in Noord- Brabant waar natuur- en waterfuncties behouden en ontwikkeld worden of gebieden die voor deze functies van belang zijn. De hoofdfunctie van het kerngebied groenblauw is het behoud en de ontwikkeling van het natuur- en watersysteem. De groenblauwe mantel grenst aan het kerngebied en dient ter bescherming van de waarden in het kerngebied. Hier staat het behoud en bovenal de ontwikkeling van natuur, water (-beheer) en landschap centraal. De N396, de verbindingsweg tussen de A2 en Valkenswaard, is aangewezen als 'onderliggende weg - bestaand' en maakt onderdeel uit van belangrijke regionale infrastructuur. In de structuurvisie zijn geen concrete verbeteringen voor deze regionale verbinding geformuleerd.
Het plangebied is gelegen binnen de 'groenblauwe mantel' en grotendeels binnen het 'kerngebied groenblauw'. Het duurzaam herbestemmen van het plangebied ter bescherming en ontwikkeling van natuur- en waterfuncties, draagt bij aan het behoud en de ontwikkeling van natuur, water en landschap.
Interim omgevingsverordening Noord-Brabant
Om uitvoering te geven aan de doelen en ambities uit de omgevingsvisie 'De kwaliteit van Brabant' kan de provincie onder de Omgevingswet onder andere gebruik maken van de omgevingsverordening. Vooruitlopend op de Omgevingswet en de omgevingsverordening hebben de Provinciale Staten van provincie Noord-Brabant op 25 oktober 2019 de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld.
In de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, verder te noemen Interim omgevingsverordening, zijn zes verordeningen over de fysieke leefomgeving samengevoegd en heeft de status van:
Figuur 3.2 Uitsnede plankaart met instructieregels gemeenten Interim omgevingsverordening Noord-Brabant
De Interim omgevingsverordening kent rechtstreeks werkende regels, regels ten aanzien van het faunabeheer uit de Wet natuurbescherming en instructieregels voor gemeenten en waterschappen. De instructieregels voor gemeenten kennen een doorwerking in ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen. Voorliggend provinciaal inpassingsplan is weliswaar gemeentegrens overstijgend, maar is voor de doorwerking van de regels uit de Interim omgevingsverordening gelijk te stellen aan een bestemmingsplan. Vanuit de instructieregels voor gemeenten kent het plangebied de aanwijzingen 'cultuurhistorisch waardevol gebied', 'aardkundig waardevol gebied', 'Natuur Netwerk Brabant', '(attentiezone) stiltegebied', 'beperkingen veehouderij', 'stalderingsgebied'. De Tongelreep en omliggende gronden zijn ook aangewezen als 'regionale waterberging', 'reservering waterberging', 'attentiezone waterhuishouding', 'behoud en herstel van watersystemen' en ten zuiden van Zeelberg zijn enkele percelen (deels) aangeduid als 'landelijk gebied'. In figuur 3.2 zijn de aanwijzingen voor het plangebied op kaart weergeven.
De aanwijzing 'Natuur Netwerk Brabant' strekt tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden en houdt daarbij rekening met de overige aanwezige waarden en kenmerken, waaronder de cultuurhistorische waarden en kenmerken. Zolang het Natuurnetwerk Brabant niet is gerealiseerd, zijn de bestaande bebouwing en bestaande planologische gebruiksactiviteiten toegestaan. Van ontwikkelingen in het 'landelijk gebied' en 'stedelijk gebied' die de kenmerken van het Natuurnetwerk Brabant aantasten, moeten de negatieve effecten zoveel mogelijk worden beperkt of anders gecompenseerd. De aanwijzing 'groenblauwe mantel' strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden en beschermt de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
Als 'behoud en herstel van watersystemen' en 'attentiezone waterhuishouding' aangewezen gebieden strekken tot behoud, beheer en herstel van watersystemen, waarbij de 'attentiezone waterhuishouding' functies uitsluit die een negatieve invloed hebben op de hydrologische instandhoudingsdoelen van een natte natuurparel in het Natuur Netwerk Brabant. Activiteiten die een negatief effect hebben op de (grond)waterstand in een natte natuurparel zijn niet toegestaan.
Binnen 'regionale waterberging' en 'reservering waterberging' gelegen gebieden dient het waterbergend vermogen van het gebied te worden behouden. De aanwijzing '(Attentiezone) stiltegebied' strekt mede tot behoud van stilte en rust in het (stilte)gebied. De aanduidingen 'stalderingsgebied' en 'beperkingen veehouderij' zijn alleen van toepassing op veehouderijen en hebben daarom geen verdere relatie met voorgenomen herbestemming naar 'Natuur'.
De aanwijzing 'aardkundig waardevol gebied' strekt tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de aardkundige waarden en kenmerken van de via de Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart Noord-Brabant onderscheiden gebieden. Volgens deze kaart maakt het plangebied deels onderdeel uit van het aardkundig waardevolle gebied 'Leenderbos, Tongelreep, Groote Heide, Het Goor'.
Het westelijk deel van het Leenderbos en de Groote Heide bestaat grotendeels uit lage land- en stuifduinen met tussenliggende laagten waarin nog enkele verspreide vennen voorkomen. Vooral in het noordoosten van het gebied liggen plaatselijk ook enkele lage stuifzandwallen. De gaaf bewaarde heide- en duinenvelden, met overgang naar beekdal en een zeldzame pingo-restant (Klein Hasselsven) vormen de belangrijkste aardkundige verschijnselen van aardkundige betekenis van het gebied. Het Klein Hasselsven valt buiten de begrenzing van het PIP. Aardkundige elementen die beschermd moeten worden binnen het gebied 'Leenderbos, Tongelreep, Groote Heide, Het Goor' zijn; pingo-ruïne Klein Hasselsven, het paraboolduin met Brugven in uitwaaiingslaagte, land- en stuifduinen met tussenliggende laagten, vennen, stuifzandwallen en de laaggelegen vochtige dekzandvlakte van Het Goor.
Figuur 3.3 Uitsnede Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart Noord-Brabant
De aanduiding 'cultuurhistorisch waardevol gebied' strekt tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de via de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) onderscheiden gebieden. Volgens de CHW maakt het plangebied (gedeeltelijk) onderdeel uit van de regio 'Kempen', archeologisch landschap 'Keersop-Dommel', cultuurhistorisch landschap 'Dommeldal' en de cultuurhistorische vlakken 'Visvijvers bij Valkenswaard' en 'Jonge heidebebossing Leenderboseide'. Tegen de landsgrens is het complex van cultuurhistorisch belang Klooster Achelse Kluis gelegen met aangrenzend het cultuurhistorisch vlak 'Landgoed Achelse Kluis'.
Regio Kempen
De Kempen bestaat uit een zwak golvend deklandschap met dekzandvlakten en -ruggen. Een ontginningslandschap van bossen, heide, vennen, stuifzanden, akkers, graslanden, landgoederen en nieuwe natuur in beekdalen. De sommige goed bewaarde beekdalen, zoals de Dommel, in combinatie met de dorpen en buurtschappen en de plaatselijk aanwezige kleinschaligheid verleent het gebied een grote landschappelijke en cultuurhistorische waarde.
Keersop-Dommel
Het landschap bestaat uit het Dommeldal, in het westen onder andere de zijbeek Keersop en in het oosten de bouwlandcomplexen bij Waalre en Valkenswaard. De grote dichtheid aan archeologische waarnemingen en archeologische terreinen (monumenten) is in dit gebied groot. De kans op goed geconserveerde archeologische waarden van vrijwel alle complexen is bijzonder hoog. De aanwijzing als cultuurhistorisch waardevol gebied strekt tot het duurzaam en in samenhang behouden van het bodemarchief in dit gebied.
Dommeldal'
Het Dommeldal betreft een samenhangend en relatief gaaf oud zandlandschap met beekdalen, akkercomplexen, landgoederen, woeste gronden en jonge ontginningen. Bijzonder voor dit gebied zijn de vloeiweides en viskwekerijen langs de Tongelreep en de Beekloop. Om de cultuurhistorische waarde van het gebied verder te ontwikkelen is onder andere het versterken van het natte karakter van de beekdalen en het beter beleefbaar maken van sporen van oud watermanagement in beekdalen gewenst.
Visvijvers bij Valkenswaard
De visvijvers bij Valkenswaard is een uniek complex van visvijvers met kaden, aanvoersloten en sluisjes. Samen met de beheerderswoning en de andere dienstgebouwen heeft de voormalige viskwekerij grote cultuurhistorische waarde. Ook het verdeelwerk bij Zeelberg, de Driebruggen en het tracé van de smalspoorlijn waarover vroeger vis werd vervoerd met de aantakking op het tracé goederenspoor Valkenswaard-Heeze-Geldrop zijn van cultuurhistorische waarde voor dit complex.
Jonge heidebebossing Leenderboseide
Het Leenderbos was onderdeel van de Groote Heide en is midden de 20ste eeuw bebost. Daarbij is niet gekozen voor een strak rechthoekige aanplant, maar een scheiding van de bospercelen door enigszins kronkelende paden. Bijzondere waarden en kenmerken van dit gebied zijn dan ook: de percelering en padenstructuur en de open heiderestanten met de vennen.
Klooster Achelse Kluis
Het Klooster Achelse Kluis, net over de grens met België, is in 1648 ontstaan uit een houten schuurkerk waar zich in 1686 kluizenaars vestigden. In de Franse Tijd (1795-1815) werd de kluis gesloten en zijn de gronden verkocht. In 1846 werd opnieuw een klooster gesticht, nu door de trappisten die tot op heden het klooster bewonen. Vanaf omstreeks 1850 was het klooster actief betrokken bij het aanleggen van vloeisystemen in het dal van de Tongelreep.
Landgoed Achelse Kluis
Het kloosterterrein van de Achelse Kluis ligt deels op Nederlands grondgebied en heeft een landgoedachtig karakter met landbouwgronden en een rechthoekige lanenstructuur. Belangrijke cultuurhistorische kenmerken van het gebied vomren het wegenpatroon, de lanenstructuur en de stuw in de Tongelreep.
Figuur 3.4 Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart
De Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant zijn op grond van artikel 5.3 in paragraaf 5.1.2 van de Interim omgevingsverordening bevoegd om de grenzen van bovengenoemde werkingsgebieden te wijzigen. Middels artikel 6.2 kunnen de Gedeputeerde Staten worden verzocht in deze bevoegdheid in het kader van de voorbereidingsprocedure van een bestemmingsplan (lees: inpassingsplan) uit te oefenen. Door wijziging van de begrenzing van Natuurnetwerk Brabant worden de kwalitatieve en kwantitatieve ambities van het Natuurnetwerk Brabant versterkt en de natuurdoelstellingen als benoemd in paragraaf 2.2 geborgd, waarmee een bijdrage aan de doelstelling van de werkingsgebieden wordt geleverd. Aan de voorwaarden als genoemd in artikel 5.3 wordt voldaan.
Met de herbestemming van het plangebied naar 'Natuur' wordt het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische, aardkundige en natuurwaarden en het behoud, herstel en/of ontwikkeling van het watersysteem en de hydrologische waarden geborgd. Middels de bij deze bestemming opgenomen regels worden fysieke ingrepen die mogelijk een negatief effect op de waterhuishouding hebben verboden. De aanwezige aardkundige en cultuurhistorische waarden worden beschermd via de bestemmingsomschrijving 'Natuur' en de daarbij behorende regels. De gebiedsaanduidingen 'Milieuzone - Stiltegebied' en 'Milieuzone - Attentiezone Stiltegebied' strekken tot het behoud van stilte en rust in de aangewezen stiltegebieden.
De Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant worden in het kader van voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling als beschreven in paragraaf 2.2, welke strekt tot het behoud, herstel en ontwikkeling van het Natuurnetwerk Brabant, verzocht om het werkingsgebied 'Natuurnetwerk Brabant' te wijzigen ter plaatse van de aanduiding Overige zone - in Interim omgevingsverordening toe te voegen Natuurnetwerk Brabant ter waarborging van de maatregelen en ontwikkeling van het Natuurnetwerk Brabant.
Provinciaal milieu- en waterplan 2016-2021
Op 18 december 2015 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant het Provinciaal Milieu- en Waterplan (PMWP) 2016-2021 vastgesteld. Dit PMWP vormt de uitwerking van een regionaal waterplan als benoemd onder de Wet milieubeheer en de Waterwet. Met het PMWP wil de provincie een omgeving bewerkstelligen waar mens, plant en dier gezond en prettig kunnen leven met ruimte voor een elkaar versterkende economische, maatschappelijk en ecologische ontwikkeling. Dit is vertaald in de volgende maatschappelijke doelen:
Om deze doelen te realiseren wil de provincie de "basis op orde" hebben. Dit betekent onder andere:
Met het project Herinrichting Tongelreep wordt invulling gegeven aan de doelstellingen van het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux. Van de overige gebiedsopgaven wordt met het project ook invulling gegeven aan de KRW-doelen voor de Tongelreep.
Waterbeheerplan 2016-2021
In 2015 heeft het waterschap de Dommel het waterbeheerplan 2016-2021 vastgesteld. In dit waterbeheerplan staan de doelstellingen die het waterschap nastreeft en wat het waterschap in de periode 2016-2021 gaat doen om deze doelen te halen. In het plan worden de volgende doelstellingen voor water uitgewerkt:
De maatregelen die het waterschap treft voor de realisatie van de doelstellingen worden uitgewerkt in progamma's.
Vanuit de integrale, gebiedsgerichte beekdalbenadering wil het waterschap de komende planperiode uitvoering geven aan een integraal Gewenst Grond- en Oppervlaktewaterregime (GGOR). Een integraal GGOR is een gebiedsgerichte zoektocht naar het evenwicht tussen de doelgroepen landbouw en natuur, waar in de vorm van kaartbeelden de gewenste toestand van het grondwater en oppervlaktewater wordt weergeven voor elke (gebruiks)functie in landelijk (of stedelijk) gebied. Door de afspraken in het kader van aanpak Natura 2000 zal de komende planperiode het realiseren van het GGOR (natuur) doorgezet moeten worden.
Keur
Op 26 februari 2015 heeft het waterschap de nieuwe Keur vastgesteld, die op 1 maart 2015 inwerking is getreden. Deze keur is in samenwerking tussen de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel tot stand gekomen, waardoor nu sprake is van een uniforme Keur.
Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwaliteit en -kwantiteit) binnen het plangebied. Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing. In de Keur staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Voor werkzaamheden die worden uitgevoerd met een projectplan is geen watervergunning nodig. Het is echter niet gewenst dat de werkzaamheden die middels een projectplan worden uitgevoerd niet in lijn zijn met de algemene en beleidsregels van de Keur. Om deze reden zijn de voorgenomen maatregelen van het project getoetst aan de beleidsregels van het waterschap.
Figuur 3.5 Uitsnede Keur, beschermde gebieden Keur
Het plangebied van het PIP is gelegen binnen de aanduidingen 'invloedsgebied Natura 2000', 'beschermd gebied waterhuishouding' en 'beekdalen'. Voor deze gebieden geldt voor zowel het grondwater- als het oppervlaktewatersysteem een strikt beschermingsbeleid conform het provinciaal beleid (Provinciaal Milieu- en Waterplan). Dit betekent dat alle ingrepen in dergelijke gebieden in beginsel vergunningplichtig blijven.
Voor de beschermde gebieden keur wordt een waterhuishoudkundige bescherming voorgestaan gericht op het, bij voorkeur, verbeteren van de condities voor de natuur of op verbetering van de landbouwkundige condities maar minimaal stand-still. De attentiegebieden vormen buffers rond natuurparels en dienen de hydrologische verschillen tussen de natte natuurparels en de omgeving op te vangen.
Binnen het plangebied worden hydrologische herstelmaatregelen getroffen ter verbetering van de condities van natuur ('Zure vennen', 'Alluviale bossen' en 'Hoogveenbossen').
Structuurvisie Valkenswaard
Door de gemeenteraad van gemeente Valkenswaard is op 6 januari 2011 de structuurvisie vastgesteld. Hierin wordt de toekomstvisie voor Valkenswaard in 2030 geschetst voor diverse thema's. Enkele thema's waarin (delen van) het plangebied terugkomen, zijn:
Deze thema's zijn op kaart uitgewerkt, zie figuur 3.6. Het gebied rondom Zeelberg is aangewezen als aandachtsgebied voor recreatie, waar tevens een koppeling met de natuur wordt gezocht.
Figuur 3.6 Uitsnede kaart structuurvisie Valkenswaard 2011
Vanuit de gebiedsgerichte benadering wordt specifiek voor de Plateaux gestreefd naar "een structuurrijk bos met stukken heide, vennen en moeras, doorkruist met zandpaden en een fietspad richting België". Voor het Keersopdal wordt gestreefd naar "een (half)open gebied met vooral bloemrijk grasland. Tevens dient dit dal als recreatieve ontsluiting als wandelgebied". In het Tongelreepdal wordt gestreefd naar "een afwisseling van bos en weilanden met op perceelsgrenzen houtwallen. Meer zuidelijk ligt de nadruk meer op het meanderen van de beek in een (half) open landschap". Deze streefbeelden zijn verder uitgewerkt in het landschapsontwikkelingsplan.
Met het planvoornemen wordt invulling gegeven aan het streefbeeld voor het Tongelreepdal. Met de voorgenomen herbestemming naar 'Natuur' worden de aanwezige aardkundige waarden beter beschermd en zijn ontwikkelingen in het gebied alleen mogelijk wanneer deze de aanwezige landschappelijke waarden versterken of ten minste niet aantasten.
Landschapsontwikkelingsplan Valkenswaard 2011-2020
De gemeente Valkenswaard heeft voor de periode 2011 - 2020 een Landschapsontwikkelingsplan opgesteld om meer sturing te geven aan veranderingen in het buitengebied. Het is een op zichzelf staand plan, maar heeft duidelijke koppelingen met de Structuurvisie en het Bestemmingsplan Buitengebied.
Het buitengebied is in het Landschapsontwikkelingsplan ingedeeld in diverse deelgebieden. Het plangebied Herinrichting Tongelreep maakt onderdeel uit van de deelgebieden:
en raakt het deelgebied Schaftse Heide.
Per deelgebied is een analyse van het landschap gemaakt en zijn kansen en bedreigingen in kaart gebracht. Deze analyse heeft geleid tot een streefbeeld van het toekomstige landschap, zie figuur 3.7.
Figuur 3.7 Uitsnede visiekaart Landschapsontwikkelingsplan Valkenswaard 2011-2020
In het dal van de Tongelreep wordt gestreeft naar een afwisseling van bos en weilanden met op perceelsgrenzen houtwallen die loodrecht op de Tongelreep zijn georiënteerd. Er ligt een opgave om het beekdal om te vormen van agrarisch gebied naar begeleide natuur volgens de doelstellingen van de ecologische hoofdstructuur en Natuurbeheerplan. Daarnaast loopt er een veilige en aantrekkelijke recreatieve route van Driebruggen via Zeelberg naar Deelshurk en de Venbergse Watermolen. Deze met eiken beplante route verbindt de recreatieve poorten Venbergse Watermolen en de recreatieve poort Leenderbos met Driebruggen als tussenstop.
Het planvoornemen voorzien op de omvorming van agrarische percelen naar natuur. Deze omvorming wordt geborgd met de regels in voorliggend inpassingsplan.
De gemeenteraad van de gemeente Heeze-Leende heeft op 15 april 2013 de Structuurvisie Heeze-Leende 2013-2030 "De eigen maat houden" vastgesteld. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van de voorgenomen ontwikkeling van Heeze-Leende. Het buitengebied van de gemeente bestaat voor een groot deel uit (beschermde) natuurgebieden. De overige gebieden worden door de gemeente aangewezen als agrarisch ontwikkelingsgebied (A), recreatie (R), recreatie en agrarisch (R/A) en natuur en recreatie (N/R). De ontwikkelingen zijn uitgewerkt op kaart, zie figuur 3.8 voor een uitsnede hiervan voor het plangebied.
Figuur 3.8 Uitsnede kaart structuurvisie Heeze-Leende 2013-2030
Het beekdal van de Tongelreep maakt gedeeltelijk onderdeel uit van het beschermde natuurgebied Groote Heide/Leenderbos en is deels aangewezen voor recreatie en agrarisch. Voor deze gebieden is niet niet zozeer het doel om meer recreatievoorzieningen te creëren, maar om verbindingen te leggen tussen bestaande voorzieningen.
Het planvoornemen versterkt de natuurlijke waarden in het gebied Groot Heide/Leenderbos. Daarnaast biedt het voornemen de mogelijkheid om een bijdrage te leveren aan de realisatie van verbindingen voor een betere recreatieve ontsluiting van het beekdal. Deze ontwikkelmogelijkheden worden geborgd in het inpassingsplan.
In de Wet milieubeheer (Wm) is in hoofdstuk 7 geregeld dat bij ruimtelijke ordeningsplannen en/of besluiten met mogelijk grote milieugevolgen het verplicht is informatie te verzamelen over de eventuele milieugevolgen in het kader van een milieueffectrapportage(m.e.r.)-procedure. Het doel van de m.e.r.-procedure is het in beeld brengen van de milieueffecten van de voorgenomen maatregelen, zodat het milieubelang volwaardig kan meewegen bij de plannen en besluiten, in dit geval van het PIP en het PPWW.
In het Besluit milieueffectrapportage zijn categorieën activiteiten opgesomd die m.e.r.-(beoordelings) plichtig zijn. De geplande activiteiten voor Tongelreep staan in het Besluit m.e.r. onder categorie:
De voorgenomen activiteit is ook opgenomen in categorie C16.1 en D16.1 (winning van delfstoffen) van het Besluit m.e.r.. Volgens artikel 2.32 van de Interim omgevingsverordening is geen ontgrondingenvergunning vereist. Het plan is derhalve vanuit de categorie C16.1 en D16.1 niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.
Vanwege gewenste zorgvuldigheid hebben provincie Noord-Brabant en waterschap De Dommel besloten om direct één integraal milieueffectrapport (MER) op te stellen voor het gehele plangebied en een m.e.r. procedure te doorlopen, parallel lopend aan het PPWW en het PIP.
Provincie Noord-Brabant heeft voorafgaand aan het MER de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) voor het milieueffectrapport Herinrichting Tongelreep gepubliceerd (februari 2019). In de NRD is aangegeven wat er in het MER wordt onderzocht (reikwijdte) en welke methodiek en beoordelingskader voor de milieubeoordeling (detailniveau) worden gehanteerd. Deze NRD heeft van 18 maart tot 29 april 2019 ter inzage gelegen. Hierop zijn adviezen en zienswijzen ingediend, ook door de Commissie voor de m.e.r. De reactie op deze zienswijzen en adviezen zijn opgenomen in een Reactienota, welke door Gedeputeerde Staten is vastgesteld op 11 juni 2019. Ook zijn de ingekomen adviezen en zienswijzen verwerkt in het ontwerp MER.
Na vaststelling van het NRD is een ontwerp MER opgesteld. In het MER wordt onderscheidt gemaakt tussen het voorkeursalternatief en plusmaatregelen. Het voorkeursalternatief omvat de maatregelen die nodig zijn voor de realisatie van de hoofddoelstelling van het project Herinrichting Tongelreep. De plusmaatregelen omvatten de maatregelen voor de realisatie van de nevendoelstellingen, zie paragraaf 1.1. Het ontwerp MER wordt samen met het PIP en het PPWW ter inzage gelegd. Het ontwerp MER is opgenomen in 2. Voor een uitgebreide toelichting op een beschrijving van het basisalternatief, de plusmaatregelen en de milieueffecten wordt naar het ontwerp MER verwezen.
Conclusie MER
De voorgenomen maatregelen in het kader van het voorkeursalternatief leiden tot een verbetering van de habitats voor 'Zure vennen', 'Alluviale bossen' en 'Hoogveenbossen' en draagt bij aan de KRW-doelstellingen voor de Tongelreep. Daarnaast dragen de maatregelen bij aan de ambities vanuit het Natuurnetwerk Brabant, de Kaderrichtlijn Water, de Natte Natuurparel en het actieplan "Leven de Dommel".
Door het treffen van mitigerende maatregelen tijdens de uitvoering kunnen de tijdelijke negatieve effecten op het natuurgebied, beschermde soorten en het woon- en leefklimaat zoveel mogelijk worden beperkt. De negatieve effecten voor de landbouw door vernatting van enkele percelen worden door het gewijzigd gebruik van deze percelen als 'Natuur', zoals met voorliggend PIP voorzien, ondervangen.
In de volgende paragrafen is een korte toelichting op de milieueffecten van het voorkeursalternatief gegeven. Daarbij is onderscheid gemaakt in de milieueffecten voor het projectgebied van het PPWW en voor het plangebied van voorliggend inpassingsplan. Daar waar aanvullende maatregelen op beschikbare percelen binnen het PIP zijn voorzien, is tevens een korte toelichting op de milieueffecten van het voorkeursalternatief-plus opgenomen.
De Wet natuurbescherming vormt het wettelijk kader voor de bescherming van flora en fauna (soortenbescherming), leefgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van houtopstanden. Bij nieuwe ruimtelijke ingrepen en activiteiten dient te worden nagegaan of deze ingrepen en/of activiteiten eventueel negatieve gevolgen hebben voor aanwezige dier- en plantensoorten in de omgeving of tot negatieve effecten leiden in onder de Wet natuurbescherming aangewezen gebieden, zijnde de Natura 2000-gebieden.
Gebiedsbescherming
De Tongelreep en de naastgelegen natuurgebieden maken onderdeel uit van het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux. De geplande ingrepen opgenomen in en getoetst aan het N2000-beheerplan van Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux. Bij de realisatie van het planvoornemen is er geen sprake van permanente conflicten met het duurzaam behalen van de geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied. Wel is onvermijdelijk sprake van tijdelijke effecten als gevolg van mechanische effecten. Deze zijn echter nodig om de beoogde verbetering van de abiotische condities te realiseren.
Soortenbescherming
Ten aanzien van de beschermde soorten vleermuizen, eekhoorn, waterspitsmuis, broedvogels, libellen en beekprik is niet op voorhand uit te sluiten dat sprake is van overtreding van onder de Wet natuurbescherming geformuleerde verbodsbepalingen. Wat betreft de overige voorkomende soort(groepen) die onder deze wet bescherming genieten, staat vast dat géén sprake is van overtreding van verbodsbepalingen. Daarbij moet wel aangetekend worden dat, gezien de voorgenomen activiteit onderdeel is van een vastgesteld Natura 2000-beheerplan, in principe een vrijstelling geldt voor overtreding van verbodsbepalingen. Op lange termijn is aannemelijk dat de herinrichting van de Tongelreep leidt tot een toename van het aantal voor beschermde soorten geschikte biotopen.
Houtopstanden
Kap van bomen is onderdeel van het VKA, met name rond de vennen. Vrijstellen van venoevers en intrekgebieden, levert zoals inmiddels algemeen bekend een positieve bijdrage aan de waterbeschik- baarheid voor kwelafhankelijk natuur en vermindert ook de voedselbeschikbaarheid in vennen door, bijvoorbeeld, een afname van bladinval en dergelijke. Dit betekent echter wel een afname van het areaal opgaande begroeiing. De verbondenheid van het landschap blijft echter intact en verbetert zelfs voor, bijvoorbeeld, gentiaanblauwtje (Phengaris alcon).
Zie hoofdstuk 7 en bijlage 7 van het MER voor een uitgebreide toelichting.
Gebiedsbescherming
Het plangebied van voorliggend inpassingsplan is direct aansluitend aan het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux. De gronden binnen het plangebied van het PIP krijgen een natuurfunctie toegekend. Omdat een natuurfunctie niet leidt tot emissie en daarmee onlosmakelijk verbonden depositie van stikstof, wat in geval van het huidige reguliere agrarisch gebruik wel het geval is, is met zekerheid geen sprake van een toename van de stikstofdepositie op enig Natura 2000-gebied. Bij gevolg kunnen negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden door verzuring en vermesting door depositie van stikstof uit de lucht op voorhand worden uitgesloten. Met herbestemming van het gehele plangebied naar 'Natuur' wordt het areaal van het Natuurnetwerk Brabant uitgebreid.
Soortenbescherming
Uit de ecologische Quickscan als opgenomen in bijlage 7 van het MER blijkt dat binnen en nabij het plangebied diverse onder de Wet natuurbescherming beschermde soorten voorkomen, zie figuur 4.1.
Figuur 4.1 Bekende verspreiding van op grond van de Wet natuurbescherming beschermde soorten (NDFF 2019) weergegeven per soortgroep
Nagenoeg alle binnen het PPWW beschreven soorten komen voor binnen de plangrenzen van het PIP. De effecten op beschermde soorten voor het plangebied van het PIP zijn daarom gelijk te stellen aan de effecten als beschreven voor het projectgebied van het PPWW. Ook voor het PIP geldt dat, gezien de voorgenomen activiteit onderdeel is van een vastgesteld Natura 2000-beheerplan, in principe een vrijstelling geldt voor overtreding van verbodsbepalingen.
Houtopstanden
Binnen het plangebied van het PIP is geen kap van houtopstanden voorzien.
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen. In deze waterparagraaf wordt de wijze beschreven waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie, dat wil zeggen voor het grondwater, het oppervlaktewater dan wel regionale en/of primaire waterstaatswerken. Het project wijzigt de waterhuishoudkundige situatie door onder andere aanpassingen aan de bestaande waterstaatswerken (bijvoorbeeld het wijzigen van beeklopen en dempen van sloten). Hiervoor stelt waterschap De Dommel een projectplan op als bedoeld onder de Waterwet. In deze paragraaf worden derhalve de effecten voor het grond- en oppervlaktewater beschreven.
Oppervlaktewater
De waterstanden nemen toe in de Tongelreep als gevolg van de maatregelen ter plaatse. Afhankelijk van het traject kunnen deze verschillen in waterstand in zowel de zomer als winterperiode oplopen van 10 tot 35 cm net na de stuw bij Driebruggen en 60 tot wel 90 cm benedenstrooms van de Achelse Kluis. De stroomsnelheden nemen over het algemeen niet significant toe, maar zullen binnen het traject van de Tongelreep variëren. Alleen voor het traject langs de Opperheide zal de stroomsnelheid gemiddeld met 2 à 3 cm/s toenemen.
Door de maatregelen wordt er langer water vastgehouden in het gebied tussen de Achelse Kluis en de zuidzijde van Bruggerhuizen. Het water zal door de ruimte die in het beekdal wordt gecreëerd en door de ondiepere beekligging worden vastgehouden in bovengenoemd gebied en minder snel afstromen richting Bruggerhuizen en stuw Driebruggen. Door de hogere waterstanden zullen de gronden rondom de Tongelreep met een grotere regelmaat inunderen, maar dit effect reikt niet tot gronden waarop woningen met tuinen of andere bebouwing is gelegen.
Het VKA omvat geen specifieke maatregelen die die erop gericht zijn de oppervlaktewaterkwaliteit te verbeteren. Door de omvorming van agrarische gronden naar natuur zal de nutriëntenlast door af- en uitspoeling verminderen, wat een positief effect op de oppervlaktewaterkwaliteit heeft.
Grondwater
Als gevolg van de maatregelen treden wijzigingen op in de hydrologische omstandigheden binnen het projectgebied. De effecten op de grondwaterstanden zijn afhankelijk van de locatie binnen het plangebied. In het algemeen worden de gronden binnen het projectgebied natter. Voor een gedetailleerde beschrijving van de effecten op de grondwaterstanden wordt verwezen naar het MER en het PPWW.
De regionale grondwaterstroming zal niet significant wijzigen als gevolg van de plannen. In grote lijnen zal in het beekdal de kwel eerder uittreden in de ‘beekdalzone’ en minder in de beek zelf dan nu het geval is.
Het VKA omvat geen specifieke maatregelen die die erop gericht zijn de grondwaterkwaliteit te verbeteren. Door de omvorming van agrarische gronden naar natuur zal de nutriëntenlast door uitspoeling naar het grondwater verminderen, wat een positief effect op de grondwaterkwaliteit heeft.
Zie hoofdstuk 8 van het MER voor een uitgebreide toelichting.
Oppervlaktewater
De Tongelreep zelf maakt geen onderdeel uit van het plangebied van het PIP. Wel hebben de hogere waterstanden in de Tongelreep gevolgen voor de percelen van het PIP binnen het beekdal van de Tongelreep als omschreven voor het projectgebied van het PPWW.
Grondwater
Als gevolg van de hydrologische herstelmaatregelen binnen het plangebied van het PIP, zoals het dempen van detailontwatering, zal het grondwaterpeil binnen het plangebied stijgen. In onderstaande figuur is de stijging van de Gemiddelde Voorjaars Grondwaterstand te zien ten opzichte van de huidige situatie (in meters) door de getroffen maatregelen uit het VKA.
Figuur 4.2 Uitsnede Verandering GVG (Gemiddelde Voorjaars Grondwaterstand) tov autonome ontwikkeling
Voor diverse agrarische percelen binnen het plangebied leidt dit tot een dermate sterke vernatting dat uitoefening van de reguliere agrarische activiteiten niet langer mogelijk is. Derhalve worden deze percelen voorzien van een passende bestemming 'Natuur'. Door de wijziging van het regulier agrarisch gebruik naar natuur zal de hoeveelheid voedingsstoffen in het systeem afnemen en bijgevolg ook minder in het grondwater en uiteindelijk het oppervlaktewater terecht komen. De waterkwaliteit zal daardoor licht verbeteren.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit aan te sluiten bij de beoogde functie/het toekomstig bodemgebruik. Vanuit de haalbaarheid van het initiatief dient daarnaast het financiële risico ten aanzien van de mogelijke aanwezigheid van ernstige bodemverontreinigingen in kaart te worden gebracht.
Voor de realisatie van de hydrologische herstelmaatregelen is grondverzet voorzien in de vorm van het dempen of verondiepen van watergangen. In het kader van het VKA zal binnen het plangebied weinig tot niet ontgraven worden. In het kader van het VKA-plus zijn wel grondroerende werkzaamheden voorzien, waarbij grond vrijkomt en waar mogelijk hergebruikt zal worden in het projectgebied. Hiermee wordt er geen verbetering, danwel verslechtering van de bodemkwaliteit gerealiseerd met het project. Daarentegen heeft het een positief effect op de bodemkwaliteit dat het verontreinigde slib uit de te dempen watergangen wordt verwijderd.
Binnen het projectgebied zijn enkele voormalige stortplaatsen gelegen, zie figuur 4.3.
Figuur 4.3 Ligging voormalige stortplaatsen
Er bevinden zich in het plangebied PPWW drie voormalige stortplaatsen, te weten;
Uit de resultaten van de uitgevoerde risicobeoordeling komt naar voren dat er als gevolg van de aanwezige stortplaatsen Hengelvijver/Wetering (NB5600909) en Driebruggen/Tongelreep (NB5600917) geen sprake is van actuele humane, ecologische en/of verspreidingsrisico’s in relatie tot het huidige terreingebruik. Als gevolg van een te dunne afdeklaag is ter plaatse van de voormalige stort Leenderweg (NB5600004) wél sprake van potentiele humane en ecologische risico's. Specifiek voor deze locatie wordt daarom geadviseerd om, in aanvulling op de algemene verboden, niet dieper dat 0,15 m in de deklaag te graven en geen grondwater te onttrekken. Deze maatregelen verminderen het risico op bodemverontreiniging. Desalniettemin kan het risico op bodemverontreiniging niet worden uitgesloten, bijvoorbeeld bij grondwaterstandveranderingen.
Zie hoofdstuk 9 en bijlage 8 van het MER voor een uitgebreide toelichting.
De percelen binnen het plangebied van het PIP zijn op de bodemfunctieklassenkaarten van de gemeente Valkenswaard en de gemeente Heeze-Leende aangewezen als AW2000/landbouw/natuur. De bodemfunctie sluit aan bij de beoogde gebruik van de gronden als natuur. De effecten van de ingrepen op de bodemkwaliteit voor de percelen van het PIP zijn gelijk aan de effecten als beschreven voor het projectgebied van het PPWW. Binnen het plangebied van het PIP zijn daarnaast geen voormalige stortplaatsen gelegen. Voor het planvoornemen worden geen financiële risico's voorzien met betrekking tot de mogelijke aanwezigheid van ernstige bodemverontreinigingen.
De bevordering van de ruimtelijke kwaliteit als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening is door de provincie Noord-Brabant nader uitgewerkt in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, zie paragraaf 3.3. De provincie Noord-Brabant stelt daarin centraal dat ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving. Onder 'ruimtelijke kwaliteit' worden verschillende waarden verstaan, in voorliggende paragraaf worden de landschappelijke en cultuurhistorische waarden toegelicht.
Het projectgebied behoort tot het cultuurhistorisch landschap ‘Dommeldal’ (regio: Kempen, CHW-code: LSDO) dat wordt gekenmerkt door een samenhangend oud zandlandschap met beekdalen, akkercomplexen, landgoederen, woeste gronden en jonge ontginningen. Bijzonder voor dit gebied zijn de vloeiweides en viskwekerijen langs de Tongelreep en de Beekloop. Ter hoogte van Valkenswaard komen, voor dat gebied typerende, aaneengesloten boscomplexen voor.
Het Landschapontwikkelingsplan Valkenswaard 2011 – 2020, zie paragraaf 3.5.1, beschrijft de volgende streefbeelden:
De maatregelen in het VKA dragen bij aan de genoemde streefbeelden. Gronden die uit het landbouwkundig gebruik worden gehaald en de functie natuur krijgen, komen door het (agrarisch) natuurbeheer aan een deel van het streefbeeld tegemoet. Landschappelijke waardevolle structuren, patronen en elementen worden positief beïnvloed. De beperkte boskap rondom enkele vennen draagt naast de gewenste vernatting in het gebied ook bij aan de kwaliteitsbeleving van het open landschap met vennen. Ook de aanvullende maatregelen uit het VKA-plus, zoals hermeandering van de Tongelreep, dragen bij aan de realisatie van de genoemde streefbeelden.
Het dempen van watergangen kan van invloed zijn op de belevingswaarde van het landschap, door het verdwijnen van de herkenbaarheid van deze watergangen. Een mitigerende maatregel bij verdere detaillering van het planvoornemen kan zijn om de watergangen niet geheel te dempen, maar te verondiepen of alleen af te dammen. De vernatting van het plangebied heeft daarentegen wel een sterk positief effect op de landschappelijke waarden, omdat het beekdal hierdoor in gedrag en verschijningsvorm dichter bij haar natuurlijke karakter komt te liggen en het voortbestaan van de aanwezige vennen wordt geborgd.
De maatregelen uit het VKA vormen geen bedreiging voor de aanwezige waarden. Het oude visvijvercomplex blijft in zijn huidige vorm behouden en het VKA voorziet niet in hermeandering, waarmee historische fenomenen die zijn gekoppeld aan het genormaliseerde verloop van de beek niet negatief worden beïnvloed.
Zie hoofdstuk 10 en bijlage 9 van het MER voor een uitgebreide toelichting.
De gevolgen van de maatregelen leiden binnen het plangebied van het PIP tot vergelijkbare gevolgen als beschreven voor het projectgebied PPWW. De vernatting van het plangebied versterkt het natuurlijk karakter en daarmee de landschappelijke waarde.
Zoals beschreven in paragraaf 4.5 worden onder 'ruimtelijke kwaliteit' worden verschillende waarden verstaan. In voorliggende paragraaf worden de archeologische en aardkundige waarden toegelicht.
Archeologische waarden
Op basis van het archeologisch bureauonderzoek (RAAP-rapport 3823 Plangebied Tongelreep bij Valkenswaard, Gemeente Waalre, Valkenswaard en Heeze-Leende, Een archeologisch bureauonderzoek en cultuurhistorische quickscan, 2020) als opgenomen in bijlage 9 van het MER blijkt dat in het projectgebied zeven archeologische monumenten en 63 vindplaatsen bekend zijn. De algemene indruk is dat het in het gebied met name om jager-verzamelaars kampementen uit de periode Paleolithicum-Neolithicum gaat (hieronder vallen de twee monumenten). De Romeinse vondsten (speelgoed, versiering) bij de Achelse Kluis zijn bijzonder, maar de exacte vondstcontext is onduidelijk. De resten uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd bestaan uit verspreid aardewerk, waarbij het waarschijnlijk niet om bewoning gaat.
Ten aanzien van mogelijke archeologische vindplaatsen gelden voor het beekdal de volgende verwachtingen:
Deze gebieden zijn aangegeven op kaartbijlage 7 van het bureauonderzoek.
In het VKA zijn geen vergravingen voorzien, waardoor het VKA geen archeologische waarden aantast. In het kader van het VKA-plus zijn grondroerende werkzaamheden voorzien in gebieden met een hoge/middel hoge archeologische verwachtingswaarde die mogelijk aanwezige archeologische vindplaatsen aantasten.
Aardkundige waarden
Het projectgebied ligt in een dal tussen de pleistocene afzettingen (behorende tot de Formatie van Sterksel en de Formatie van Boxtel) en volgt de Tongelreep. Geomorfologisch gezien ligt het gebied voornamelijk op de overgang van lage en natte dekzandvlaktes naar het beekdal. Hierbuiten bevinden zich droge dekzandvlaktes- en ruggen, al dan niet met een oude landbouwdek (esdek). Vooral in het zuiden van het onderzoeksgebied is het reliëf aan weerszijden van het beekdal geprononceerd.
De zuidelijke helft van het projectgebied maakt deel uit van het aardkundig waardevolle gebied Leenderbos, Tongelreep, Groote Heide, Het Goor. Dit gebied bestaat uit het bos- en heidegebied van het Leenderbos, het ten zuiden ervan gelegen heidegebied de Groote Heide, het westelijk gelegen beekdal van de Tongelreep en het laaggelegen bosgebied van Het Goor in het oosten.
Het Klein Hasselsven (ruim ten oosten van voorgenomen maatregelen) is een gaaf en voor Zuid Nederland zeer zeldzaam voorbeeld van een pingo-ruïne en daarom aardkundig zeer waardevol.
In het VKA zijn geen vergravingen voorzien, waardoor het VKA geen effect heeft op de aardkundige waarden binnen het projectgebied. In het kader van het VKA-plus zijn grondroerende werkzaamheden voorzien die het reliëf van het aardkundig waardevolle gebied kunnen aantasten.
Zie hoofdstuk 11 en bijlage 9 van het MER voor een uitgebreide toelichting.
Archeologische waarden
Mogelijk aanwezige archeologische waarden binnen het plangebied worden met voorliggend inpassingsplan beschermd door het opnemen van dubbelbestemmingen ten behoeve van de bescherming van potentieel aanwezige archeologische waarden, zoals afgeleid van de archeologische verwachtingskaart van het RAAP-rapport 3823. Voordat grondverstorende werkzaamheden van een bepaalde omvang uitgevoerd worden, dient volgens de regels behorende bij de dubbelbestemming nader archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Binnen het plangebied van het PIP zijn grondroerende werkzaamheden voorzien die mogelijk aanwezige archeologische waarden kunnen aantasten. Voor de uitvoering van deze werkzaamheden wordt een Programma van Eisen opgesteld ten behoeve van eventuele begeleiding van de werkzaamheden door een archeoloog. Omdat bij een aantal werkzaamheden de negatieve effecten dermate groot kunnen zijn ten aanzien van de archeologie, zal in een aantal gevallen voorafgaand aan de werkzaamheden een archeologisch waarderend onderzoek dienen plaats te vinden om de daadwerkelijke archeologische waarden in beeld te brengen. In de planregels zijn de grondroerende werkzaamheden in het kader van het PPWW niet vergunningsplichtig gesteld, omdat het archeologisch belang bij de uitvoering van de maatregelen zal worden geborgd conform de Erfgoedwet door de betrokken overheden, zijnde de provincie Noord-Brabant en waterschap De Dommel.
Aardkundige waarden
Enkele percelen binnen het plangebied van het PIP zijn gelegen binnen het aardkundig waardevolle gebied Leenderbos, Tongelreep, Groote Heide, Het Goor, als beschreven in paragraaf 3.3. Het aardkundig zeer waardevolle Klein Hasselsven maakt geen onderdeel uit van het plangebied. Binnen het plangebied zijn vergravingen voorzien, waardoor mogelijk sprake is van aantasting van aardkundige waarden. Bij de uitvoering van de maatregelen zal het aardkundig belang worden geborgd conform de Erfgoedwet door de betrokken overheden, zijnde de provincie Noord-Brabant en waterschap De Dommel.
Bij de uitvoering van de maatregelen van het VKA in het kader van het project Herinrichting Tongelreep kan tijdelijk geluid-, geur-, stof-, trillings- en/of verkeershinder optreden, door transportbewegingen, grondwerk en overige werkzaamheden. Op de lange termijn dragen de maatregelen bij aan een kwaliteitstoename op het gebied van biodiversiteit en landschap en daarmee de beleving van de bewoners, wat mogelijk indirect ook enige positieve invloed op de gezondheid uitoefent.
De tijdelijk negatieve effecten wegen echter niet op tegen de positieve milieueffecten die op langere termijn optreden. Voor een compleet beeld van de effecten van het VKA op overige aspecten als grondgebruik, duurzaamheid en klimaat wordt verwezen naar het MER.
Zie hoofdstuk 12 van het MER voor een uitgebreide toelichting.
Gelet op de aard, omvang en situering van de ontwikkeling is een nadere toetsing aan de overige omgevingsaspecten niet noodzakelijk. De bestemmingswijziging van agrarische percelen naar een natuurbestemming voorziet niet in het toevoegen van een milieugevoelig object of een nieuwe geluids-en/of geurgevoelige functie. Daarnaast voorziet het voornemen niet een nieuw kwetsbaar object danwel in activiteiten waarin sprake is van veiligheidsrisico’s voor de omgeving. Zoals beschreven in paragraaf 1.4 doorkruist een nafta-leiding enkele percelen van het plangebied. De maatregelen die op deze percelen zijn voorzien hebben geen effect op deze leiding.
De bestemmings- wijziging heeft geen gevolgen voor de afwikkeling van het verkeer in de huidige wegenstructuur in en rondom het plangebied. De bestaande wegen worden gehandhaafd. Gelet op bovenstaande kan worden geconcludeerd dat ook de milieu- en omgevingsaspecten luchtkwaliteit, geluid, geur, externe veiligheid en verkeer niet leiden tot een belemmering voor de uitvoering van het PIP.
De tijdelijke effecten door de uitvoering van de hydrologische herstelmaatregelen binnen het plangebied van het PIP zijn gelijk aan de effecten als beschreven voor het PPWW.
Een PIP is een planologische regeling die zowel de burger als de overheid rechtstreeks bindt. De regels en verbeelding dienen als één geheel te worden beschouwd en kunnen niet los van elkaar worden gezien. De toelichting op de regels en verbeelding is niet juridisch bindend, maar biedt wel inzicht in de belangenafweging die tot de aanwijzing van bestemmingen heeft geleid en kan bovendien dienst doen bij planinterpretatie.
Verhouding PIP en PPWW
Het PPWW is het waterstaatkundig besluit dat de aanleg of wijziging van alle waterstaatswerken e.a. in het gehele projectgebied van het project Herinrichting Tongelreep mogelijk maakt (in de zin van artikel 5.4 lid 1 Waterwet). Het onderhavige PIP voorziet voor een relatief ‘klein’ gedeelte van het totale projectgebied in de planologische basis om de bestemming te wijzigen naar 'Natuur' om de hydrologische herstelmaatregelen uit te kunnen voeren en te borgen. Deze maatregelen zijn in hoofdlijnen in dit PIP beschreven.
In dit hoofdstuk wordt het juridische deel van het PIP nader toegelicht. Voor het opstellen van het bestemmingsplan is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012) alsmede de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant en de vigerende bestemmingsregelingen als beschreven in paragraaf 1.4.
De SVBP2012 geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van een bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Deze standaarden zijn ook van toepassing op dit PIP. De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het PIP. De toelichting maakt immers -strikt juridisch gezien- geen deel uit van het PIP.
Bestemmingen
Het centrale onderdeel van de juridische regeling is de bestemming. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden aan de in het plan begrepen gronden bestemmingen toegewezen met bijbehorende doeleinden. Aan de bestemmingen zijn regels gekoppeld over het gebruik van de in het plan begrepen gronden en van de zich daar bevindende bouwwerken.
Dubbelbestemmingen
Dubbelbestemmingen overlappen bestemmingen en geven eigen regels voor de bescherming van bijzondere leidingen, (mogelijk) aanwezige waarden en waterstaatswerken. Hierbij is sprake van een rangorde tussen de bestemmingen en de dubbelbestemmingen.
Aanduidingen
Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming of dubbelbestemming nader of specifieker te regelen. Het gaat hierbij om specificaties met betrekking tot het gebruik of de bouwmogelijkheden. De aanduidingen hebben daardoor juridische betekenis en komen ook altijd in de regels van het bestemmingsplan voor.
Verbeelding
De verbeelding is een digitale kaart opgebouwd uit (dubbel)bestemmingen (in kleurvlakken) en aanduidingen. Op deze digitiale kaart is voor elke locatie binnen het plangebied te zien welke specifieke regels, voortkomend uit de (dubbel)bestemmingen en aanduidingen op de locatie van toepassing zijn.
Bestemmingsregeling
De planregels zijn opgebouwd volgens de systematiek van de SVBP2012. Om de leesbaarheid te bevorderen is in de SVBP2012 gekozen voor een vaste volgorde in indeling van planregels. Onderhavig bestemmingsplan is hierop afgestemd en kent de volgende indeling in planregels:
Ontwikkelingen die niet in de regels mogelijk zijn gemaakt, zijn uitsluitend mogelijk via een buitenplanse procedure.
Agrarisch met waarden
Naar aanleiding van de wens van een perceeleigenaar (zie paragraaf 7.2) om het agrarisch grondgebruik op een later moment te beëindigen en natuurontwikkeling in het kader van de nevendoelstellingen te voltooien, is de geldende bestemming 'Agrarisch met Waarden' opgenomen met een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders om deze te wijzigen naar 'Natuur'.
Natuur
Om de getroffen hydrologische herstelmaatregelen in het kader van het project Herinrichting de Tongelreep een duurzame bescherming te bieden en de agrarische percelen, welke ten gevolge van sterke vernatting niet meer gebruikt kunnen worden voor agrarisch grondgebruik, te voorzien van een passende functie, hebben de percelen in het onderhavige PIP de bestemming 'Natuur' gekregen. De toekomstige loop van de Tongelreep en andere waterlopen worden ook bestemd als 'Natuur' en worden op basis van de bijbehorende bestemmingsomschrijving ‘water een waterhuishoudkundige voorzieningen’ planologisch beschermd
Tevens ziet de bestemmingsomschrijving 'Natuur' toe op behoud, herstel en/of ontwikkeling van:
De hydrologische herstelmaatregelen uit het PPWW maken onderdeel uit van de bestemmingsomschrijving, waarmee de maatregelen uit het projectplan in de bestemming zijn geborgd. Extensief recreatief medegebruik is op de als 'Natuur' bestemde gronden toegestaan.
Water
In verband met het verleggen van een watergang langs de vooralsnog als 'Agrarisch met waarden' bestemde gronden, is de bestemming 'Water' opgenomen. Zo kan het huidig agrarisch gebruik worden voortgezet en zijn de waterhuishoudkundige maatregelen uit het PPWW wel duurzaam geborgd.
Waarde - Archeologie
Zoals beschreven in paragraaf 4.6 zijn overeenkomstig de archeologische verwachtingskaart van het 'RAAP-rapport 3823 Plangebied Tongelreep bij Valkenswaard, Gemeente Waalre, Valkenswaard en Heeze-Leende, Een archeologisch bureauonderzoek en cultuurhistorische quickscan, 2020' de begrenzingen van de gebieden met archeologische verwachtingswaarden vertaald naar dubbelbestemmingen voor de bescherming van (verwachte) archeologische waarden. Daarbij is de volgende vertaling van de verwachting naar de nummeraanduiding gehanteerd, waarbij bodemverstorende ingrepen dieper dan 30 cm-maaiveld vanaf een bepaalde oppervlakte in de regels vergunningsplichtig worden gesteld:
Dubbelbestemming | Gebied op archeologische verwachtingskaart | Vergunningsplicht bij bodemverstorende werkzaamheden vanaf |
Waarde - Archeologie 2 | terreinen van zeer hoge of (hoge) archeologische waarde | 100 m2 |
Waarde - Archeologie 3 | historische kern | 250 m2 |
Waarde - Archeologie 4 | hoge verwachtingswaarde (beekdal en erfgoed) | 500 m2 |
Waarde - Archeologie 5 | middel hoge verwachtingswaarde (beekdal en erfgoed) | 2.500 m2 |
Waarde - Archeologie 6 | lage verwachtingswaarde | 25.000 m2 |
Voor gebieden die als 'verstoord' zijn aangewezen op de archeologische verwachtingskaart is geen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen.
Grondroerende bodemingrepen in het kader van het projectplan Waterwet zijn in de regels uitgezonderd van de vergunningsplicht. De reden hiervoor is dat het archeologisch belang zal worden geborgd conform de Erfgoedwet door het Waterschap en de Provincie Noord-Brabant in het projectplan Waterwet in lijn en conform de artikelen Artikel 5 Waarde - Archeologie 2, Artikel 6 Waarde - Archeologie 3, Artikel 7 Waarde - Archeologie 4, Artikel 8 Waarde - Archeologie 5 en Artikel 9 Waarde - Archeologie 6 van dit inpassingsplan.
Overige dubbelbestemmingen (Leiding)
Dubbelbestemmingen en aanduidingen uit de vigerende bestemmingsregelingen als beschreven in paragraaf 1.4 zijn alleen in voorliggend PIP overgenomen, indien de bepalingen ten aanzien van deze dubbelbestemmingen en aanduidingen niet voldoende worden geborgd in de bestemmingsomschrijving 'Natuur' en bijbehorende regels. Het betreft hierbij de dubbelbestemming 'Leiding' met bijbehorende aanduidingen ter bescherming van de aanwezige brandstoftransportleiding.
Gebiedsaanduidingen
Ter waarborging van de stilte in de bij de Interim omgevingsverordening opgenomen gebieden, zijn de aanduidingen 'Stiltegebied' en 'Attentiezone stiltegebied' overgenomen uit de verordening op de verbeelding. Voor de bij de Interim omgevingsverordening als Natuurnetwerk Brabant aangewezen gebieden is de aanduiding 'Natuurnetwerk Brabant' opgenomen. Voor de gebieden welke als Natuurnetwerk Brabant aan de Interim omgevingsverordening moeten worden toegevoegd is de aanduiding 'in Interim omgevingsverordening toe te voegen Natuurnetwerk Brabant' opgenomen. Voor de bescherming van de door gemeente Valkenswaard aangewezen monumentale bomen via het bestemmingsplan, is de aanduiding 'Monumentale boom' overgenomen. Ter vrijwaring van de bermen van de gebiedsontsluitingsweg N396 bouwwerken zijn de aanduidingen 'vrijwaringszone - weg 0-25m' en 'vrijwaringszone - weg 25-50m' overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied Heeze-Leende.
Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 van de Wro dient in het kader van een PIP inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Ook dient onderzocht te zijn of op grond van artikel 6.12 lid 1 Wro de verplichting bestaat om een exploitatieplan op te stellen. Daarbij is in de eerste plaats van belang wat voor type bouwplan wordt gerealiseerd. Indien het een bouwplan betreft dat behoort tot een categorie die is genoemd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), bestaat in beginsel de plicht een exploitatieplan op te stellen. Deze verplichting vervalt indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bij besluit tot vaststelling van het PIP dient dan wel beslist te worden geen exploitatieplan vast te stellen.
Dit PIP heeft betrekking op natuurontwikkeling. De daarmee samenhangende bouwwerken vallen niet onder de categorie bouwplannen die is genoemd in artikel 6.2.1 Bro. Een exploitatieplan is derhalve niet noodzakelijk.
Bij de raming van de kosten voor dit plan is niet alleen rekening gehouden met de realisatie van het PIP, maar ook met de kosten van grondverwerving, het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen en de eventuele financiële consequenties van bijvoorbeeld planschade. Er is onderzocht in hoeverre bedrijven of particulieren schade ondervinden van het PIP. Er zijn op voorhand geen situaties bekend waarbij sprake is van onevenredige schade die aanleiding zou kunnen zijn om de vaststelling van het PIP te heroverwegen. De provincie Noord Brabant c.q. het waterschap De Dommel zal ervoor zorgen dat mogelijke schade op een deugdelijke en eenduidige wijze zal worden afgewikkeld.
Alle projectpartners hebben ten tijde van de vaststelling van het PIP voldoende budget gereserveerd in hun begrotingen om aan de geraamde kosten te kunnen voldoen, zodat het project financieel uitvoerbaar is. Geconcludeerd is dat uit de beschikbare budgetten de scope van het project zoals dat in dit PIP ruimtelijk is gedefinieerd kan worden uitgevoerd. De budgetten bieden daarbij voldoende bandbreedte om via aanbesteding met daarop gerichte emvi-criteria (criteria op basis van economisch meest voordelige inschrijving) de beoogde kwaliteit tot stand te brengen.
De provincie Noord-Brabant wil (in nauwe samenwerking met waterschap De Dommel) alle gronden binnen het plangebied van het PIP, die benodigd zijn voor de genoemde ontwikkelingen, voor zover dat nog niet het geval is, via minnelijke verwerving in eigendom krijgen. Indien dit niet mogelijk is, zal het instrument van onteigening worden ingezet. De provincie zal samen met het waterschap de betreffende gronden inrichten en de noodzakelijke voorzieningen c.q. waterstaatswerken aanleggen. De gronden worden vervolgens beheerd door de toekomstige beheerder dan wel de perceeleigenaar.
Bij de totstandkoming van het maatregelenpakket is zijn zowel de Provincie Noord-Brabant, Waterschap De Dommel, Gemeente Valkenswaard, Gemeente Heeze-Leende, Gemeente Waalre, Staatsbosbeheer en het Brabants Landschap betrokken. Daarnaast zijn keukentafelgesprekken met grondeigenaren en direct belanghebbenden georganiseerd en informatiebijeenkomsten gehouden.
De formele procedure rondom het PIP is geregeld in artikel 3.26 van de Wro. In het tweede lid van dat artikel worden de afdelingen 3.1, 3.2 en 3.3 van de Wro van overeenkomstige toepassing verklaard. Dit houdt onder meer in dat een PIP dezelfde procedure doorloopt als een gemeentelijk bestemmingsplan, gebaseerd op de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure ex. afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht.
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp in het kader van overleg voorgelegd aan de volgende instanties:
Van bovenstaande instanties zijn in het kader van het vooroverleg geen reacties ingestuurd op het inpassingsplan. naar aanleiding van het vooroverleg zijn derhalve geen aanpassingen op het inpassingsplan doorgevoerd.
Op basis van artikel 5.8 van de Waterwet wordt de voorbereiding en vaststelling van het PPWW door Gedeputeerde Staten (GS) gecoördineerd, zodat de procedures van het PIP en PPWW op elkaar zijn afgestemd. Op grond van de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure ex afdeling 3.4 Awb zijn het ontwerp van het inpassingsplan Tongelreep en het PPWW gedurende zes weken, van 17 december 2020 tot en met 27 januari 2021, ter inzage gelegd. In dezelfde periode is ook het ontwerp MER gepubliceerd. Gedurende deze zes weken was het voor eenieder mogelijk om een zienswijze op het planvoornemen in te dienen. Direct belanghebbenden zijn door de provincie Noord-Brabant geïnformeerd over de ter inzage legging van het plan.
Alle ontvangen en ontvankelijke zienswijzen worden samengevat en beantwoord in de Nota beantwoording zienswijzen. De zienswijzen worden betrokken bij de vaststelling van het PIP.
Naar aanleiding van de ter inzage legging zijn in totaal zes ontvankelijke zienswijzen ontvangen. Drie zienswijzen hebben betrekking op het PIP. De zienswijzen welke expliciet betrekking hebben op het PPWW zijn samengevat in een Nota van Zienswijzen en opgenomen in de Nota van Zienswijzen 'Projectplan Waterwet Herinrichting Tongelreep, fase 2'. Indien de zienswijzen betrekking hebben op het PIP of op het MER, zijn de zienswijzen samengevat in de Nota van Zienswijzen 'Inpassingsplan Tongelreep', evenals een reactie op de zienswijzen en is aangegeven of de zienswijzen reden geven tot aanpassing van het plan. Deze nota is opgenomen in bijlage. Naar aanleiding van de zienswijzen is de planbegrenzing aangepast, waarbij het perceel LDE01D1518 en het oostelijk deel van perceel VKW00K483 is toegevoegd.
Daarnaast is de planbegrenzing van het ontwerp inpassingsplan na de ter inzage legging bijgesteld. Bij de publicatie van het ontwerp bleken de percelen kadastraal bekend als Leende sectie D nummer 1518, 1721 en 1719 geen onderdeel uit te maken van de planbegrenzing, terwijl deze percelen wel hierin waren voorzien. Deze percelen zijn derhalve toegevoegd aan de verbeelding. Ook de percelen Valkenswaard sectie K nummer 247 en Leende sectie D nummer 1906 en (een gedeelte van) 1905 zijn toegevoegd na overleg met de eigenaren en hun wens tot natuurontwikkeling op deze percelen in het kader van de nevendoelstellingen.
Nabij Zeelberg (VKW00K774, VKW00K132 en VKW00K911) zal de voorziene natuurontwikkeling pas op een later moment plaatsvinden. In overleg met de perceeleigenaar is derhalve besloten op deze percelen de huidige bestemming 'Agrarisch met waarden' over te nemen met de mogelijkheid voor burgemeester en wethouders om de bestemming te wijzigingen naar 'Natuur'. Om de in het kader van het PPWW te verleggen watergang op deze gronden duurzaam te borgen is de bestemming 'Water' toegevoegd. Tevens is van enkele percelen de begrenzing aangepast, door deze af te stemmen op de kadastrale grenzen of slechts een deel van het perceel op te nemen. Ook de contouren van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' zijn bijgesteld op basis van het eerder verrichte archeologisch onderzoek. De percelen welke reeds door de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn aangewezen als 'Natuurnetwerk Brabant' hebben de aanduiding 'Overige zone - Natuurnetwerk Brabant' gekregen.
Een overzicht van zienswijzen en de ambtelijke wijzigingen is opgenomen in de Nota van zienswijzen, zie Bijlage 3 Nota van Zienswijzen.
In dit plan wordt verstaan onder:
Het inpassingsplan Tongelreep met identificatienummer NL.IMRO.9930.ipTongelreep-va01 van de provincie Noord-Brabant.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
Waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen en vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem van belang zijn.
De verwachting die aan een gebied is toegekend in verband met de kans op het voorkomen van archeologische waarden.
De aan een terrein toegekende waarde vanwege de daar aanwezige overblijfselen, voorwerpen of andere sporen van menselijke aanwezigheid in het verleden, met inbegrip van die overblijfselen, voorwerpen en sporen die het cultuureel erfgoed vertegenwoordigen.
Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De grens van een bestemmingsvlak.
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
Plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
Waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
Aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, waterhuishouding, kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, mate van stilte, donkerte, openheid, landschapsstructuur en belevingswaarde.
Recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en waarbij het gebruik weinig invloed heeft op de doeleinden binnen de bestemming.
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.
Gronden met een betekenis binnen het watersysteem van het plangebied als infiltratiegebied, intermediair gebied en/of kwelgebied, met name in verband met verdrogingsbestrijding, waterberging, beekherstel en/of waterkering.
De verzameling van landschappelijke beplantingen en natuurlijke elementen, waaronder het navolgende verstaan wordt:
Gebied dat:
Beheerplan in de zin van artikel 2.3 Wet natuurbescherming, zijnde het ontwerp Natura 2000-beheerplan Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux van april 2016, vastgesteld op 5 april 2018 door de Gedeputeerde Staten van provincie Noord-Brabant, het ministerie van Infrastructuur & Waterstaat en het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Samenhangend netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden en gebieden waarin landbouwproductie en zorg voor de natuur samengaan.
De aan een gebied toegekende waarden in verband met de aanwezige biotopen, bijzondere flora en fauna, ecologische samenhangen, structuren en kenmerkendheid van het gebied.
Het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en bouwwerken die tot de betreffende bestemming behoren.
Projectplan in de zin van artikel 5.4 Waterwet, zijnde het Projectplan Waterwet Herinrichting Tongelreep fase 2, vastgesteld op [datum] door het waterschap De Dommel.
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie) vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen, inlaten, bergings- en infiltratievoorzieningen etc.
Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse vanwaar het gebouw voornamelijk toegankelijk is dan wel de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwperceel.
Bij de transparantie van een erf- of terreinafscheiding worden de volgende onderdelen niet meegerekend:
De voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 3.1 omschreven bestemming met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in artikel 3.2.2 onder a voor het toestaan van terreinafscheidingen van maximaal 2 meter, met dien verstande dat:
Het is verboden op de in artikel 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:
Het in lid 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
De in lid 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de ecologische en/of landschappelijke, cultuurhistorische en waterhuishoudkundige waarden van de gronden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden' te wijzigingen in de bestemming 'Natuur'. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende voorzieningen, zoals (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen.
Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 4.1 omschreven bestemming met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van schuilgelegenheden of hulpgebouwen met dient verstande dat:
In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming het gebruik van gronden en opstallen:
Het is verboden op de in artikel 4.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in het schema onder 4.5.4 opgenomen werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Het in lid 4.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden |
a. het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas; b. het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas; c. het verlagen, afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem; d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en halfverhardingen; e. het verwijderen van (on)verharde wegen of paden f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen; g. het graven, verbreden, dempen dan wel verdiepen, vergroten of anderzins herprofileren van waterlopen, sloten en overige waterpartijen; h. het aanleggen of verwijderen van dammen, stuwen en kades; i. het verlagen het waterpeil; j. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem. | - de activiteiten zijn noodzakelijk in het kader van natuurbeheer; - de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik; - de in artikel 3.1 genoemde waarden worden niet onevenredig aangetast. |
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn uitsluitend toegestaan ten dienste van de in artikel 5.1 omschreven bestemming met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.
De voor Leiding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van:
waarbij de volgende bestemmingsbreedten gelden gemeten aan weerszijden uit het hart van de leiding:
Leiding | Bestemmingsbreedte |
NAFTA-leiding | 5 meter |
Op en in de in artikel 6.1 bedoelde gronden, mag ten dienste van andere op deze gronden voorkomende bestemmingen uitsluitend worden gebouwd:
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 6.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het opslaan van goederen.
Het is verboden op de in artikel 6.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
Het in lid 6.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
Op en in de in artikel 7.1 bedoelde gronden mag ten dienste van andere op deze gronden voorkomende bestemmingen worden gebouwd, indien het bouwplan:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het bevoegd gezag kan bepalen dat in afwijking van het bepaalde in lid 7.2 sub d geen archeologisch onderzoek nodig is indien, naar het oordeel van het bevoegd gezag, op grond van andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld dat archeologische waarden ontbreken.
Het is verboden op de in artikel 7.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren over een oppervlakte van 100 m2 of meer:
Het in lid 7.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
Op en in de in artikel 8.1 bedoelde gronden mag ten dienste van andere op deze gronden voorkomende bestemmingen worden gebouwd, indien het bouwplan:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het bevoegd gezag kan bepalen dat in afwijking van het bepaalde in lid 8.2 sub d geen archeologisch onderzoek nodig is indien, naar het oordeel van het bevoegd gezag, op grond van andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld dat archeologische waarden ontbreken.
Het is verboden op de in artikel 8.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren over een oppervlakte van 250 m2 of meer:
Het in lid 8.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:
De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
Op en in de in artikel 9.1 bedoelde gronden mag ten dienste van andere op deze gronden voorkomende bestemmingen worden gebouwd, indien het bouwplan:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het bevoegd gezag kan bepalen dat in afwijking van het bepaalde in lid 9.2 sub d geen archeologisch onderzoek nodig is indien, naar het oordeel van het bevoegd gezag, op grond van andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld dat archeologische waarden ontbreken.
Het is verboden op de in artikel 9.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren over een oppervlakte van 500 m2 of meer:
Het in lid 9.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:
De voor Waarde - Archeologie 5 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
Op en in de in artikel 10.1 bedoelde gronden mag ten dienste van andere op deze gronden voorkomende bestemmingen worden gebouwd, indien het bouwplan:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het bevoegd gezag kan bepalen dat in afwijking van het bepaalde in lid 10.2 sub d geen archeologisch onderzoek nodig is indien, naar het oordeel van het bevoegd gezag, op grond van andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld dat archeologische waarden ontbreken.
Het is verboden op de in artikel 10.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren over een oppervlakte van 2.500 m2 of meer:
Het in lid 10.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:
De voor Waarde - Archeologie 6 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.
Op en in de in artikel 11.1 bedoelde gronden mag ten dienste van andere op deze gronden voorkomende bestemmingen worden gebouwd, indien het bouwplan:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.
Het bevoegd gezag kan bepalen dat in afwijking van het bepaalde in lid 11.2 sub d geen archeologisch onderzoek nodig is indien, naar het oordeel van het bevoegd gezag, op grond van andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld dat archeologische waarden ontbreken.
Het is verboden op de in artikel 11.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren over een oppervlakte van 25.000 m2 of meer:
Het in lid 11.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Ter plaatse van de aanduiding Milieuzone - Stiltegebied zijn de gronden mede bestemd voor het behoud van stilte en rust.
Ter plaatse van de aanduiding Milieuzone - Attentiezone stiltegebied zijn, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen activiteiten toegestaan die de stilte en rust in het daarbinnen gelegen Stiltegebied verstoren, tenzij hiervoor ontheffing is verkregen van de provincie Noord-Brabant.
Ter plaatse van de aanduiding Overige zone - in Interim omgevingsverordening toe te voegen Natuurnetwerk Brabant zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, de ontwikkeling en het beheer van de ecologische waarden en kenmerken van het Natuurnetwerk Brabant.
Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - Monumentale boom' zijn de gronden mede bestemd voor de bescherming en het beheer van bomen.
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - Monumentale boom', dan wel binnen een afstand van 2 meter van de maximale kruinprojectie van de boom, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werken en/of werkzaamheden uit te voeren of handelingen te verrichten die de dood of ernstige beschadiging van de boom tot gevolg heeft of kan hebben.
Het in lid 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Indien het gestelde onder c, aanhef niet vooraf is aangetoond, blijft artikel 13.4.1 onverminderd van toepassing.
Ter plaatse van de aanduiding Overige zone - Natuurnetwerk Brabant zijn de gronden mede bestemd voor het behoud, de ontwikkeling en het beheer van de ecologische waarden en kenmerken van het Natuurnetwerk Brabant.
Op de gronden ter plaatse van de aanduiding Veiligheidszone - Leiding geldt dat de bouw van kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan. Voorts geldt dat bij het verlenen van een vergunning krachtens de Wet milieubeheer deze veiligheidszone als uiterste grenswaarde in acht genomen moet worden.
Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming en secundair de regels van de enkelbestemming.
Waar dubbelbestemmingen samenvallen geldt de volgende prioriteitsvolgorde, waarbij de prioriteit aflopend is:
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 15.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 15.1.1 met maximaal 10%.
Het bepaalde in 15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 15.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in 15.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde in 15.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het inpassingsplan Tongelreep