direct naar inhoud van Regels
Plan: Logistiek Park Moerdijk
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9930.PIPLogistiekpark-va03

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het inpassingsplan Logistiek Park Moerdijk als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.9930.PIPLogistiekpark-va03 van de provincie Noord-Brabant.

1.2 inpassingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde bouwregels zijn gesteld.

1.6 agrarische bedrijfsdoeleinden

het bedrijfsmatig gebruik van gronden gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.7 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.8 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren, opslaan of inzamelen van goederen.

1.10 (collectieve) bedrijfsgebonden voorzieningen

een gebouw of ruimte ten behoeve van ondergeschikte activiteiten bij een hoofdfunctie, zoals administratieve werkzaamheden, kantinevoorzieningen en anderszins bedrijfsgebonden activiteiten die dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie, al dan niet voor meer dan één bedrijf.

1.11 bedrijfsgebouw

een gebouw dat behoort bij één of meerdere bedrijf/bedrijven en wordt gebruikt voor de bedrijfsuitoefening van dat bedrijf/die bedrijven.

1.12 bedrijfsperceel

een aaneengesloten stuk grond dat aan één of meerdere bedrijven toebehoort.

1.13 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van een gebouw met inbegrip van magazijnen en overige dienstruimten.

1.14 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 Bevi

Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.18 binnenstraat

een voor meer dan één bedrijf bestemde ontsluitingsroute voor de afwikkeling van het personenverkeer binnen de bestemming Bedrijventerrein en ten behoeve van de tweezijdige bereikbaarheid van gebouwen in geval van calamiteiten die ten minste aan twee zijden aansluit op de bestemming Verkeer.

1.19 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.24 boveninsteek van het talud

de snijlijn van het maaiveld en het beloop van een watergang.

1.25 BREEAM-NL

door de Dutch Green Building Council uitgegeven beoordelingsrichtlijn voor de beoordeling van de duurzaamheidsprestatie van gebouwen en gebieden, zoals deze luidt op het moment van vaststelling van het plan.

1.26 Commissie Vestiging

een door het bestuur van het Havenschap Moerdijk benoemde adviescommissie of een daarvoor in de plaats tredend orgaan.

1.27 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijfsactiviteit.

1.29 exploitatieplan

het exploitatieplan Logistiek Park Moerdijk.

1.30 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.32 geluidhinderlijke inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

 

1.33 geluidgevoelige objecten

woningen en andere geluidgevoelige gebouwen en geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

 

1.34 geluidzone - industrie

de met de aanduiding 'geluidzone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.

 

1.35 gevelband

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, en/of een (schijn)gevel van een gebouw bedoeld als stedenbouwkundige afwerking dan wel afscherming van de binnen de bouwvlakken gelegen bedrijfsbebouwing.

 

1.36 gevellijn

een geometrisch bepaalde lijn, waar ingevolge de regels bepaalde bouwregels zijn gesteld.

 

1.37 groepsrisico

het groepsrisico geeft de kans aan dat een hele groep personen overlijdt door een incident bij een risicovolle activiteit. Het groepsrisico houdt rekening met het aantal mensen dat in de buurt van een ongeval aanwezig kan zijn.

 

1.38 havengerelateerd bedrijf

een bedrijf waarvan de hoofdactiviteit havengerelateerd is en de goederenstroom van de hoofdactiviteit afhankelijk is van de nabijheid van kadefaciliteiten op zeehaven- en industrieterrein Moerdijk.

 

1.39 horeca

a. 'horeca 1':

  • 1. een bedrijf dat ook gedurende (delen van) de nacht geopend kan zijn en dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken alsmede zalenverhuur;

b. 'horeca 2':

  • 1. elke voor het publiek, al dan niet tegen betaling toegankelijke lokaliteit, die geheel of nagenoeg geheel is ingericht of wordt gebruikt voor het dansen, zoals discotheken en dancings, waarin al dan niet dranken voor gebruik ter plaatse worden verstrekt;
  • 2. inrichtingen waarin een kans- of behendigheidsspel wordt uitgeoefend;

c. 'horeca 3':

  • 1. logiesaccommodatie.

 

1.40 interne baan

de voor 'Verkeer' bestemde gronden vanaf de grens van het Logistiek Park Moerdijk tot de bestaande wegenstructuur op het industrie- en haventerrein Moerdijk, bedoeld als verbinding tussen beide bedrijventerreinen.

1.41 interne perceelgrens

de in het bouwvlak gelegen perceelsgrenzen die een snijvlak hebben met de bouwvlakgrens.

1.42 ketenbedrijf

een bedrijf dat deel uitmaakt van het logistieke proces van één of meerdere Value Added Logistics bedrijven en dat onder meer zijn diensten, producten en processen afstemt en optimaliseert op basis van de informatie die het van dat bedrijf/die bedrijven ontvangt.

1.43 Lijst van Bedrijfsactiviteiten

de Lijst van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

 

1.44 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidt op het moment van vaststelling van het plan.

 

1.45 ondergeschikte bouwdelen

bouwdelen zoals schoorstenen, ventilatiekanalen, bordessen, kelderingangen, antennes, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken.

1.46 opslag

het bedrijfsmatig opslaan, verpakken en verhandelen van goederen.

 

1.47 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

 

1.48 parkeerbeleidsplan

het parkeerbeleidsplan Moerdijk 2010-2013 van de gemeente Moerdijk.

 

1.49 perceelsgrens

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.

 

1.50 plaatsgebonden risico (PR)

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijk stof betrokken is.

 

1.51 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gekweekt, gerepareerd en/of toegepast worden in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

 

1.52 risicovolle inrichtingen

een bedrijf zoals bedoeld in artikel 3 en 4 van het Registratiebesluit externe veiligheid.

1.53 te verwijderen ecologische verbindingszone

de met de aanduiding 'in verordening ruimte te verwijderen ecologische verbindingszone' aangewezen gronden, zoals bedoeld in de verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant.

1.54 toe te voegen ecologische hoofdstructuur

de met de aanduiding 'in verordening ruimte toe te voegen ecologische hoofdstructuur' aangewezen gronden, zoals bedoeld in de verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant.

1.55 truckcourt

gebied waarin vrachtwagens, daaronder begrepen terminaltrekkers en aanhangers, worden gemanoeuvreerd, geparkeerd en gestald voor het laden en lossen van goederen.

1.56 Value Added Logistics bedrijven

Logistieke bedrijven die zich - naast transport en opslag van goederen - richten op activiteiten die een toegevoegde waarde aan een product opleveren gedurende het logistieke proces of die een toegevoegde waarde opleveren voor het logistieke proces zelf, zoals etikettering, ompakken, toevoegen van onderdelen en software, assemblage, bundelen, voorraadbeheer, terugwinnen van grondstoffen, order-picking en kwaliteitscontroles. Deze activiteiten worden in de logistieke sector aangeduid met de termen Value Added Logistics (VAL) en/of Value Added Services (VAS).

1.57 verantwoording groepsrisico

uitspraak van het bevoegd gezag bij de ruimtelijke besluitvorming over de aanvaardbaarheid van het risico dat na alle maatregelen resteert.

1.58 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van op het openbaar net aangesloten nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, stuwen, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes en voorzieningen ten behoeve van de energievoorziening zoals (rest)warmteleidingen en warmte-koudopslag, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, voorzieningen ten behoeve van het telecommunicatieverkeer en het openbaar vervoer en/of het wegverkeer - niet zijnde parkeervoorzieningen -, geluidswerende voorzieningen en vergelijkbare voorzieningen ten behoeve van het bedrijventerrein.

1.59 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, duikers, retentiebekkens, vijvers, voorzieningen voor infiltratie, buffering en afvoer van water en voorzieningen ten behoeve van biologische waterzuivering en (tertiaire) bluswatervoorzieningen.

1.60 waterstaatkundige voorzieningen

werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houdende met de waterstaat, zoals dammen, dijken, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 peil
  • a. voor gebouwen en bouwwerken binnen de bestemming Bedrijventerrein: de hoogte van de kruin van de weg binnen de bestemming Verkeer die grenst aan het truckcourt van het bedrijfsperceel, waarbij de toegepaste peilmaat voor de eerste binnen een bestemmingsvlak verleende omgevingsvergunning voor bouwen voor dat betreffende bestemmingsvlak als peilmaat voor opvolgende bouwaanvragen wordt gehanteerd;
  • b. voor gebouwen binnen de bestemming Gemengd - 1, Gemengd - 2 en Verkeer mits binnen 5 m afstand van een weg: de hoogte van de kruin van die weg;
  • c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van agrarische bedrijfsdoeleinden;

met de daarbij behorende:

  • b. terreinen en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. waterstaatkundige voorzieningen;
  • g. voorzieningen van algemeen nut.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. water en waterstaatkundige voorzieningen;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. laad- en losvoorzieningen;
  • i. truckcourt;

met dien verstande dat:

  • j. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan;
  • k. geluidhinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • l. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd, met uitzondering van:
    • 1. de gevelband als bedoeld in lid 4.2.2;
    • 2. delen van gebouwen tussen de bouwgrens en de gevelband;
    • 3. portiersloges;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten minste de ter plaatse van de aanduiding 'minimum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bedrijfsperceel ten minste 70% van het bouwvlak;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' geldt in afwijking van het bepaalde onder d een percentage van 50%;
  • f. gebouwen en overkappingen mogen alleen worden gebouwd indien voor het desbetreffende bedrijfsperceel de gevelband, zoals bedoeld in lid 4.2.2, aanwezig is of gelijktijdig wordt gebouwd;
  • g. gebouwen worden op ten minste 5 m van de interne perceelgrens gebouwd;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder g geldt voor gevels in het verlengde van de gevelband, zoals bedoeld in 4.2.2 onder d, de afstand van de gevelband ten opzichte van de interne perceelgrens als minimale afstand;
  • i. voor delen van gebouwen zoals bedoeld onder a sub 2, geldt dat deze zijn toegestaan vanaf een hoogte van 5,5 m met een maximum bouwhoogte van 16 m, waarbij tussen peil en de onderzijde van het gebouw ondergeschikte bouwdelen zijn toegestaan;
  • j. indien de gevelband zoals bedoeld in lid 4.2.2 in de vorm van een gebouw wordt gebouwd, geldt in afwijking van het bepaalde onder b dat de mogelijkheid om met een maximale bouwhoogte van 20 m te bouwen verschuift in de richting van de bouwvlakgrens met dezelfde afstand dat de gevelband buiten het bouwvlak is gebouwd;
  • k. indien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' geen kantoren worden gebouwd, is het in afwijking van het bepaalde onder b ter plaatse van die aanduiding toegestaan om tot 20 m bouwhoogte te bouwen;
  • l. gebouwen zijn ten minste aan twee zijden bereikbaar ten behoeve van calamiteitenbestrijding;
  • m. voor het bouwen van portiersloges buiten het bouwvlak gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. portiersloges zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van bedrijven zoals bedoeld in lid 4.1 onder a;
    • 2. per bouwperceel zoals bedoeld in lid 4.1 onder a is ten hoogste één portiersloge toegestaan;
    • 3. de oppervlakte van een portiersloge bedraagt ten hoogste 60 m²;
    • 4. de bouwhoogte van een portiersloge bedraagt ten hoogste 4 m.

4.2.2 Gevelband

Ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' wordt een gevelband gebouwd waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de gevelband wordt per bouwperceel aaneengesloten gebouwd, met dien verstande dat deze op ten minste 5 m en ten hoogste 16 m afstand van de interne perceelgrens wordt gebouwd;
  • b. de gevelband wordt ten minste 1 m en ten hoogste 2 m voor de bouwgrens gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' geldt in afwijking van het bepaalde onder b geen minimale afstand;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' wordt de gevelband haaks op de aanduiding 'gevellijn' langs de interne perceelgrens doorgetrokken, waarbij de afstanden zoals genoemd onder a van toepassing zijn;
  • e. de gevelband wordt op een hoogte van 5,5 m gebouwd, waarbij tussen peil en de onderzijde van de gevelband ondergeschikte bouwdelen zijn toegestaan;
  • f. de gevelband heeft een bouwhoogte van 16 m.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen, geen gevelband en geen overkappingen zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouwen, geen gevelband en geen overkappingen zijnde, worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken zoals bedoeld in dit lid onder a bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. in afwijking van het bepaalde in dit lid onder a en b mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd:
    • 1. lichtmasten tot een bouwhoogte van 9 m.
    • 2. hekwerken tot een bouwhoogte van 3 m.

4.2.4 Duurzaamheidprestatie gebouwniveau

Het bouwen van gebouwen is toegestaan indien sprake is van certificering volgens de beoordelingsrichtlijn BREEAM-NL BRL Nieuwbouw 2011 v1.0 of een hiermee vergelijkbaar met een ander beoordelingsinstrument onafhankelijk aangetoond niveau.

4.2.5 Regels gasloze gebouwen en bouwwerken

Bij aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen van (een) gebouw(en) of bouwwerk(en), dient te worden aangetoond dat de betreffende gebouwen of bouwwerken niet worden aangesloten op het aardgasnet en niet worden verwarmd met aardgas.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan type, minimum omvang, minimum capaciteit en beschikbaarheid van bluswatervoorzieningen ten behoeve van bebouwing vanwege het aspect brandveiligheid ter plaatse van de bouwvlakken, met het uitgangspunt van een capaciteit van ten minste 600 m3 per uur.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2.1 onder g en h en 4.2.2 onder a en d om op kortere of grotere afstand van de interne perceelgrens te bouwen, mits de afstand tot de gebouwen of de gevelband op het aangrenzende perceel tenminste 10 m en ten hoogste 32 m bedraagt;
  • b. lid 4.2.3 onder a en b om antenne-, beveiligings- en alarminstallaties en sirenes tot een bouwhoogte van ten hoogste 40 m toe te staan, indien dit op de betreffende locatie vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en er sprake is van een evenwichtige en logische verdeling van deze bouwwerken op het bedrijventerrein;

waarbij geldt dat:

  • c. bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid zoals bedoeld onder a vooraf advies wordt gevraagd aan de Commissie Vestiging.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. gebruik overeenkomstig de bestemming is uitsluitend toegestaan indien:
    • 1. voorzien is in een gevelband zoals bedoeld in lid 4.2.2;
    • 2. ten minste voldaan wordt aan de parkeernorm van 0,4 parkeerplaatsen per 100 m² bedrijfsvloeroppervlak;
  • b. per bestemmingsvlak wordt een binnenstraat van ten minste 10 m breed gerealiseerd en in stand gehouden waarvan het ontsluitingspunt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer -1' wordt geprojecteerd;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b is het niet verplicht een binnenstraat te realiseren indien zich binnen een bestemmingsvlak niet meer dan één bedrijf vestigt;
  • d. bedrijfsgebonden en collectieve bedrijfsgebonden voorzieningen zijn toegestaan;
  • e. bedrijfsgebonden kantoorvoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' en in delen van gebouwen, zoals bedoeld in lid 4.2.1 onder a sub 2;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' geldt in afwijking van het bepaalde onder e dat bedrijfsgebonden kantoorvoorzieningen zijn toegestaan met een vloeroppervlakte van ten hoogste 5000 m2;
  • g. detailhandel, waaronder begrepen productiegebonden detailhandel, is niet toegestaan;
  • h. ten aanzien van opslag geldt dat:
    • 1. buitenopslag tot een hoogte van 10 m is toegestaan;
    • 2. opslag buiten het bouwvlak niet is toegestaan;
    • 3. opslag van vuurwerk niet is toegestaan;
  • i. parkeren buiten het bouwvlak is niet toegestaan, met dien verstande dat het wel is toegestaan om gronden buiten het bouwvlak te gebruiken ten behoeve van:
    • 1. een truckcourt;
    • 2. ondergeschikt parkeren bedoeld voor specifieke doelgroepen, zoals de directie, bezoekers en minder validen;
  • j. het in gebruik nemen en gebruiken van gebouwen of bouwwerken wordt aangemerkt als strijdig gebruik, voor zover niet is voldaan aan het bepaalde in lid 4.2.5.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken van milieucategorie

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 4.1 onder a om:

  • a. Value Added Logistics bedrijven toe te laten uit categorie 4.1 uit de Lijst van Bedrijfsactiviteiten, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving - gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm - geacht kan worden te behoren tot categorie 3.1 of 3.2 uit de Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. Value Added Logistics bedrijven toe te laten die niet in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot categorie 3.1 of 3.2 uit de Lijst van Bedrijfsactiviteiten.

4.6.2 Afwijken ten behoeve van Value Added Logistics bedrijven met synergievoordelen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 onder a om een Value Added Logistics bedrijf met een bouwperceel dat kleiner is dan 5 ha toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het bedrijf behaalt door vestiging op Logistiek Park Moerdijk een aanmerkelijk synergievoordeel uit de samenwerking met een andere Value Added Logistics bedrijf of meerdere Value Added Logistics bedrijven op Logistiek Park Moerdijk;
  • b. vestiging van het bedrijf past binnen een efficiënte en doelmatige kavelverdeling van het bouwvlak;
  • c. het bedrijf valt ten hoogste in categorie 3.2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten, of - indien het bedrijf niet voorkomt in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten danwel indien het bedrijf is opgenomen in categorie 4.1 uit de Lijst van Bedrijfsactiviteiten - voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot categorie 3.1 of 3.2 uit de Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
  • d. de Commissie Vestiging wordt vooraf om advies gevraagd.

4.6.3 Afwijken ten behoeve van havengerelateerde bedrijven

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.1 onder a om een Value Added Logistics bedrijf met een bouwperceel dat kleiner is dan 5 ha toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

4.6.4 Afwijken ten behoeve van keten bedrijven

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 4.1 onder a om binnen de bestemming Bedrijventerrein naast Value Added Logistics bedrijven ook ketenbedrijven mogelijk te maken en zonder dat een minimum omvang van het bouwperceel geldt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bedrijf is onderdeel van het logistieke proces van één of meerdere Value Added Logistics bedrijven op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden;
  • b. het bedrijf vestigt zich in de nabijheid van het Value Added Logistics bedrijf zoals bedoeld onder a en bij voorkeur inpandig;
  • c. vestiging van het bedrijf op de voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden is noodzakelijk voor het functioneren van één of meerdere binnen het plan gevestigde Value Added Logistics bedrijven;
  • d. het bedrijf valt ten hoogste in categorie 3.2 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten, of – indien het bedrijf niet voorkomt in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten - voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot categorie 3.1 of 3.2 uit de Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
  • e. vestiging van het bedrijf past binnen een efficiënte en doelmatige kavelverdeling van het bouwvlak;
  • f. er wordt ten minste voldaan aan de parkeernorm zoals opgenomen in het parkeerbeleidsplan;
  • g. de Commissie Vestiging wordt vooraf om advies gevraagd.

4.6.5 Afwijken ten behoeve van risicovolle inrichtingen

Bij een omgevingsvergunning kunnen in afwijking van het bepaalde in lid 4.1 onder l Value Added Logistics bedrijven worden toegestaan die als risicovolle inrichtingen zijn aan te merken, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. uitsluitend het gebruik van risico relevante installaties ten behoeve van de Value Added Logistics bedrijfsactiviteit is toegestaan;
  • b. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Bevi jo artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen:
  • c. er sprake is van een verantwoording groepsrisico;
  • d. er advies is uitgebracht door het bestuur van de Veiligheidsregio.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen, waarbij geldt dat:

  • a. de wijziging kan worden toegepast om in het wijzigingsgebied een verkaveling mogelijk te maken van bouwpercelen die niet direct grenzen aan de bestemming Verkeer;
  • b. de wijziging betreft het verlagen van het bebouwingspercentage (lid 4.2.1 sub d) en het aanbrengen van de aanduiding 'kantoor' (lid 4.5 sub e). Voor het overige blijft de bestemming Bedrijventerrein van toepassing;
  • c. de wijziging leidt niet tot een onevenredige afbreuk aan de gebruiksmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. de Commissie Vestiging vooraf om advies wordt gevraagd.

4.7.2 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen, waarbij geldt dat:

  • a. de bouwgrens op ten minste 10 m afstand van de bestemmingsgrens komt te liggen;
  • b. de aanduidingen 'gevellijn', 'kantoor' en 'minimum en maximum bouwhoogte' op overeenkomstige wijze verschuiven;
  • c. de wijziging leidt niet tot een onevenredige afbreuk aan de gebruiksmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. de Commissie Vestiging vooraf om advies wordt gevraagd.

4.7.3 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 3

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 3' kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen, waarbij geldt dat:

  • a. de wijziging betreft het verlagen van het bebouwingspercentage (lid 4.2.1 sub d), het wijzigen van de bouwgrens en de aanduiding 'gevellijn' (lid 4.2.2) en het wijzigen van de aanduiding 'kantoor' (lid 4.5 sub e). Voor het overige blijft de bestemming Bedrijventerrein van toepassing;
  • b. ten aanzien van de wijziging van de bouwgrens en de aanduiding 'gevellijn' geldt dat deze aanduidingen op ten minste 10 m afstand van de bestemmingsgrens komen te liggen;
  • c. de wijziging leidt niet tot een onevenredige afbreuk aan de gebruiksmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. de Commissie Vestiging vooraf om advies wordt gevraagd.

Artikel 5 Gemengd - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': horeca uit ten hoogste categorie 'horeca 1';
  • b. een verkooppunt motorbrandstoffen met LPG;
  • c. vrachtwagenparkeerterrein;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen': een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reclamemast': tevens een reclamemast, prijzenbord en lichtkrant behorende bij een benzinestation.

met de daarbij behorende:

  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. waterstaatkundige voorzieningen;
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. wegen en paden;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. laad- en losvoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • m. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan;
  • n. geluidhinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • o. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan, met uitzondering van het bepaalde onder b.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd en zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van de horeca en de verkooppunten motorbrandstoffen;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'horeca' bedraagt ten hoogste 2.500 m²;
  • c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het verkooppunt motorbrandstoffen met LPG zoals genoemd in lid 5.1 onder b bedraagt ten hoogste 250 m²;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen' bedraagt ten hoogste de oppervlakte van deze aanduiding;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' bedraagt de goothoogte van gebouwen en overkappingen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van hekwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 m;
  • c. ten behoeve van het verkooppunt motorbrandstof met LPG is 1 reclamemast toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 15 m;
  • d. ten behoeve van de horeca is 1 reclamemast toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 15 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reclamemast' geldt een bouwhoogte van ten hoogste 15 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder f om antenne- en alarminstallaties en sirenes tot een bouwhoogte van ten hoogste 40 m toe te staan, indien dit op de betreffende locatie vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en er sprake is van een evenwichtige en logische verdeling van deze bouwwerken binnen de bestemming.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. voor het verkooppunt motorbrandstoffen met LPG:
    • 1. is een lpg-doorzet van ten hoogste 1000 m³ toegestaan;
    • 2. worden ten minste de volgende afstanden aangehouden:
      • lpg-vulpunt: 45 m afstand ten opzichte van:

I. de aanduiding 'horeca';

II. de bouwvlakgrens in de bestemming Bedrijventerrein;

III. bedrijfsgebonden kantoorvoorzieningen groter dan 1500 m² binnen de bestemming Gemengd - 2;

      • lpg-reservoir: 25 ten opzichte van:

I. de aanduiding 'horeca';

II. bedrijfsgebonden kantoorvoorzieningen groter dan 1500 m² binnen de bestemming Gemengd - 2;

      • lpg-afleverzuil: 15 m ten opzichte van:

I. de aanduiding 'horeca';

II. bedrijfsgebonden kantoorvoorzieningen groter dan 1500 m² binnen de bestemming Gemengd - 2;

  • b. gebruik overeenkomstig de bestemming is uitsluitend toegestaan indien ten minste voldaan wordt aan de parkeernormen zoals opgenomen in het parkeerbeleidsplan;
  • c. bedrijfsgebonden en collectieve bedrijfsgebonden voorzieningen zijn toegestaan;
  • d. detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop van motorbrandstoffen;
  • e. opslag op onbebouwde gronden is niet toegestaan;
  • f. opslag van vuurwerk is niet toegestaan.

Artikel 6 Gemengd - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven van verzorgende, ondersteunende en/of facilitaire aard ten dienste van de binnen het plangebied gevestigde bedrijven, uit ten hoogste categorie 3.2 uit de Lijst van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. horeca uit ten hoogste categorie 'horeca 1';
  • c. een verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG;
  • d. vrachtwagenparkeerterrein;
  • e. de aanleg en instandhouding van een ringsloot ter plaatse van de aanduiding 'water';

met de daarbij behorende:

  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. waterstaatkundige voorzieningen;
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. wegen en paden;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. laad- en losvoorzieningen;

met dien verstande dat:

  • m. bedrijfswoningen niet zijn toegestaan;
  • n. geluidhinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • o. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Gebouwen en overkappingen
  • a. gebouwen en overkappingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 70% van het bouwvlak;
  • d. zodra een watergang binnen de bestemming is gerealiseerd, is bebouwing uitsluitend toegestaan op ten minste 5 m afstand van de boveninsteek van het talud.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van hekwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder c om antenne- en alarminstallaties en sirenes tot een bouwhoogte van ten hoogste 40 m toe te staan, indien dit op de betreffende locatie vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en er sprake is van een evenwichtige en logische verdeling van deze bouwwerken binnen de bestemming.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. gebruik overeenkomstig de bestemming is uitsluitend toegestaan indien ten minste voldaan wordt aan de parkeernormen zoals opgenomen in het parkeerbeleidsplan;
  • b. ten behoeve van het bepaalde in lid 6.1 onder a is detailhandel toegestaan;
  • c. bedrijfsgebonden en collectieve bedrijfsgebonden voorzieningen zijn toegestaan;
  • d. bedrijfsgebonden kantoorvoorzieningen met een oppervlak groter dan 1.500 m² zijn uitsluitend toegestaan op een afstand van ten minste:
      • 45 m ten opzichte van het lpg-vulpunt in de bestemming Gemengd - 1;
      • 25 m ten opzichte van het lpg-reservoir in de bestemming Gemengd - 1;
      • 15 m ten opzichte van de lpg-afleverzuil in de bestemming Gemengd - 1;
  • e. opslag op onbebouwde gronden is niet toegestaan;
  • f. opslag van vuurwerk is niet toegestaan.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken van milieucategorie

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 6.1 onder a om:

Artikel 7 Groen - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • b. ontwikkeling en instandhouding van landschappelijke inpassing in de vorm van een dubbele bomenrij aan weerszijden van de Lapdijk;
  • c. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wandelpaden;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. water en waterstaatkundige voorzieningen;
  • g. voorzieningen van algemeen nut.

7.2 Bouwregels
  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden
7.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Groen - 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

7.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 7.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. samenhangen met de realisatie van de bestemming;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

7.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. de landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. de stabiliteit en de veiligheid van de waterkering -voor zover van toepassing- gewaarborgd blijft.

Artikel 8 Groen - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. fiets-, wandel- en onderhoudspaden;
  • c. grondwallen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. waterstaatkundige voorzieningen;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. straatmeubilair;
  • h. noodzakelijke wegverbindingen in verband met het voorkomen en bestrijden van calamiteiten en de daarbij behorende voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. zodra een watergang binnen de bestemming is gerealiseerd, is bebouwing uitsluitend toegestaan op ten minste 5 m afstand van de boveninsteek van het talud;
  • c. de bouwhoogte van hekwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 m;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 6 m.

Artikel 9 Groen - 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. wegen;
  • c. fiets-, wandel- en onderhoudspaden;
  • d. grondwallen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. waterstaatkundige voorzieningen;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. straatmeubilair.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. zodra een watergang binnen de bestemming is gerealiseerd, is bebouwing uitsluitend toegestaan op ten minste 5 m afstand van de boveninsteek van het talud;
  • c. de bouwhoogte van hekwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 m;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 6 m.

Artikel 10 Natuur

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosbouwdoeleinden;
  • b. ontwikkeling, behoud en herstel van ecologische- en landschapswaarden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. waterstaatkundige voorzieningen;
  • e. extensieve dagrecreatie.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties.

10.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 10.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. samenhangen met de realisatie van de bestemming;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

10.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 10.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de ecologische en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, alsmede opstelstroken, af- en opritten, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. groenvoorzieningen en grondwallen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'water': in ieder geval water;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. waterstaatkundige voorzieningen;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. straatmeubilair.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. zodra een watergang binnen de bestemming Groen - 2, Groen - 3 en/of Gemengd - 2 is gerealiseerd, is bebouwing uitsluitend toegestaan op ten minste 5 m afstand van de boveninsteek van het talud;
  • c. de bouwhoogte van hekwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 m;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 8 m.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2 onder e om antenne- en alarminstallaties en sirenes tot een bouwhoogte van ten hoogste 40 m toe te staan, indien dit op de betreffende locatie vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is en er sprake is van een evenwichtige en logische verdeling van deze bouwwerken binnen de bestemming.

Artikel 12 Leiding - Water

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een waterleiding.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. zodra de waterleiding binnen de bestemming is aangelegd mag ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 12.2 onder b, indien:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, en;
  • c. advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • c. het op een diepte van meer dan 0,5 m aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

12.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 12.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. samenhangen met de aanleg van de leiding;
  • b. worden uitgevoerd voordat de leiding is aangelegd;
  • c. samenhangen met het bouwrijp maken van de gronden;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 12.3 bedoeld;
  • e. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • f. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

12.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 12.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad en hieromtrent advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 13 Waarde - Ecologie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden;
  • b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden.

13.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming mogen bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 13.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en de waarden zoals in 13.1 benoemd door de bouwactiviteiten niet onevenredig c.q. onherstelbaar worden aangetast.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Ecologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verzetten van grond (afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen) van meer dan 100 m3 of op een diepte van meer dan 0,60 m onder maaiveld, een en ander voor zover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
  • d. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • e. het vellen van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;
  • f. het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;
  • g. het beplanten van gronden met houtgewas, ter plaatse van gronden die hiermee niet beplant waren op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • h. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk;
  • i. het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.

13.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 13.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

13.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. De werken en werkzaamheden, zoals in lid 13.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het natuurgebied, de landschappelijke waarden, de natuurwaarden, de hydrologische betekenis en/of de hydrologische waarden van de gronden.

Artikel 14 Waterstaat - Waterkering

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.

14.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 14.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 14.2 onder b, indien:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. de veiligheid en stabiliteit van de waterkering gewaarborgd blijft;
  • c. advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene bouwregels

16.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door tot gebouwen of bouwwerken behorende stoepen, stoeptreden, balkons, entreeportalen, luifels, afdaken en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits:

  • a. binnen de bestemming Bedrijventerrein: de gevelband zoals bedoeld in artikel 4.2.2 niet wordt overschreden, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' de gevelband wel mag worden overschreden, waarbij de overschrijding niet meer dan 1,5 m en de bouwhoogte ten hoogste 4 m bedraagt;
  • b. binnen de bestemming Gemengd – 1 en Gemengd - 2: de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt, waarbij de bouwhoogte ten hoogste 4 m bedraagt.

16.2 Ondergeschikte bouwdelen op daken

Ondergeschikte bouwdelen zoals luchtbehandelingsinstallaties, schoorstenen, zonnepanelen en liftmachinekamers zijn op daken van gebouwen binnen de bestemming Bedrijventerrein toegestaan, waarbij de maximale bouwhoogte zoals bepaald in 4.2.1 mag worden overschreden, waarbij de volgende regels gelden:

bouwwerk   locatie   maximale bouwhoogte ondergeschikte bouwdelen ten opzichte van het dak
 
alle bouwwerken   < 5 m afstand tot de gevellijn   0 m  
zonnepanelen   > 5 m afstand gevellijn   4 m  
overige bouwwerken   > 3 m en < 50 m afstand gevellijn   1,5 m  
overige bouwwerken   > 50 m afstand gevellijn   3 m  

16.3 Voorzieningen van algemeen nut

Bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut zijn toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. binnen de bestemming Agrarisch, Groen - 1 en Natuur zijn geen gebouwen toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt de hoogte zoals bepaald in de betreffende bestemmingsregels;
  • d. de oppervlakte per voorziening bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • e. voor zover van toepassing worden gebouwen op ten minste 5 m afstand van de boveninsteek van het talud gebouwd.

Artikel 17 Algemene aanduidingsregels

17.1 Geluidzone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn geen nieuwe geluidgevoelige objecten toegestaan.

17.2 Vrijwaringszone - dijk

17.2.1 Algemeen

De voor 'vrijwaringszone - dijk' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), tevens aangeduid voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de beschermingszone van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17.2.2 Bouwregels

Op de in lid 17.2.1 bedoelde gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de in lid 17.2.1 genoemde functies met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m.

17.2.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2.2 voor het bouwen overeenkomstig de geldende bestemmingen, mits op basis van een advies van de beheerder van de waterkering is aangetoond dat hierdoor geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de instandhouding of de versterking van de waterkering.

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels

Maten en bouwgrenzen

Bij een omgevingsvergunning kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - van de regels worden afgeweken voor:

  • a. ondergeschikte afwijkingen, waarbij van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% kan worden afgeweken;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing op:
    • 1. de maximale toegestane hoogtematen van gebouwen binnen de bestemming Bedrijventerrein, Gemengd - 1 en Gemengd - 2;
    • 2. de maten en de positionering van de gevelband zoals bedoeld in artikel 4 lid 4.2.2;
    • 3. de minimale omvang van het bouwperceel van 5 ha zoals bedoeld in artikel 4 lid 4.1 onder a;
    • 4. de maximale oppervlaktematen zoals bedoeld in artikel 5 lid 5.2.1;
    • 5. het minimale bebouwingspercentage binnen de bestemming Bedrijventerrein;
    • 6. het maximale bebouwingspercentage binnen de bestemming Gemengd - 2.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 19 Overige regels

19.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan gelet op de omvang en functie een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
19.2 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

19.3 Maatregelen milieueffectrapportage artikel 7.35 Wet milieubeheer
19.3.1 Retentienorm

Bij toename van verhard oppervlak wordt voorzien in de benodigde retentie binnen het plangebied met een minimum van 604 m3 waterberging per hectare verharding.

19.3.2 Afwijken van de retentienorm

Bij een omgevingsvergunning kan bij toename van oppervlak verharding worden afgeweken van de retentienorm, zoals bepaald in 19.3.1, indien de waterbeheerder met een afwijkende norm heeft ingestemd.

19.4 Regels ex artikel 7k lid 1 Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet
19.4.1 Duurzaamheidprestatie gebiedsniveau
  • a. Het bestuur van het Havenschap Moerdijk draagt zorg voor registratie en certificering van het Logistiek Park Moerdijk volgens de beoordelingsrichtlijn BREEAM-NL BRL Gebiedsontwikkeling 2012 v1.0 op ten minste kwalificatieniveau 2 (good) of een hiermee vergelijkbaar met een ander beoordelingsinstrument onafhankelijk aangetoond niveau;
  • b. Gebruik van de gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' ten behoeve van bedrijfsexploitatie is niet toegestaan, inden niet is voldaan aan de in sub a bedoelde verplichting.

19.4.2 Borging interne baan
  • a. Met de aanleg van de interne baan wordt uiterlijk begonnen in het jaar dat voor bedrijven met een gezamenlijk bouwperceel van ten minste 20 hectare in het bestemmingsvlak met de bestemming "Bedrijventerrein" langs de A17 omgevingsvergunningen voor bouwen zijn verleend;
  • b. De aanleg van de interne baan wordt voortvarend opgepakt zodra daarmee is gestart, doch uiterlijk in gebruik genomen voordat omgevingsvergunningen voor bouwen worden verleend voor gebouwen in bestemmingsvlak met de bestemming "Bedrijventerrein" langs de A16;
  • c. De verkeersverlichting langs de interne baan wordt zodanig uitgevoerd, dat deze geschikt is als ecologische verbinding voor vleermuizen;
  • d. Bij de aanleg en gebruik van de interne baan wordt onaanvaardbare lichthinder ter plaatse van de bestaande camping Lochtenburg (Blokdijk 1 Moerdijk) vanwege verkeersverlichting en verlichting van voertuigen voorkomen, zonodig door het treffen van voorzieningen zoals een lamellenscherm;
  • e. Indien niet is voldaan aan de in sub a tot en met sub d bedoelde verplichtingen, worden omgevingsvergunningen voor bouwen voor gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' geweigerd tot het moment dat alsnog de interne baan in gebruik is genomen en voldaan is aan het gestelde in sub c.

19.4.3 Borging landschappelijke inpassing en natuurcompensatie
  • a. Met de realisatie van de bestemming 'Natuur' ter plaatse van de aanduiding 'in de verordening ruimte toe te voegen ecologische hoofdstructuur' wordt uiterlijk begonnen in het jaar dat voor bedrijven met een gezamenlijk bouwperceel van ten minste 20 hectare in het bestemmingsvlak met de bestemming "Bedrijventerrein" langs de A17 omgevingsvergunningen voor bouwen zijn verleend;
  • b. De bestemming 'Natuur' ter plaatse van de aanduiding 'in de verordening ruimte toe te voegen ecologische hoofdstructuur' is verwezenlijkt binnen 2 jaar, nadat met de realisatie is begonnen;
  • c. Met de realisatie van de bestemming 'Groen - 1' wordt uiterlijk begonnen gelijktijdig met het bouwrijp maken van het bestemmingsvlak met de bestemming 'Bedrijventerrein' langs de Lapdijk;
  • d. De bestemming 'Groen - 1' is verwezenlijkt voordat omgevingsvergunningen voor bouwen worden verleend voor gebouwen in bestemmingsvlak met de bestemming "Bedrijventerrein" langs de A16;
  • e. Indien niet is voldaan aan de in sub a tot en met sub d bedoelde verplichtingen, worden omgevingsvergunningen voor bouwen voor gronden met de bestemming 'Bedrijventerrein' geweigerd tot het moment dat alsnog de bestemming 'Natuur' ter plaatse van de aanduiding 'in de verordening ruimte toe te voegen ecologische hoofdstructuur' en de bestemming 'Groen - 1' zijn gerealiseerd.
19.5 Regels ex artikel 3.26 Wet ruimtelijke ordening

Ter uitvoering van artikel 3.26 Wet ruimtelijke ordening geldt dat:

  • a. de werking van bestemmingsplannen binnen het plangebied van het inpassingsplan komt te vervallen;
  • b. de bevoegdheid van de gemeenteraad om binnen het plangebied van het inpassingsplan een bestemmingsplan vast te stellen herleeft daags nadat dit inpassingsplan in werking is getreden.

19.6 Regels externe saldering ex artikel 6 lid 3 van richtlijn 92/43 (Habitatrichtlijn)
  • a. De aanleg, bouw en gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan is uitsluitend toegestaan indien het houden van vee in de in het addendum op de passende beoordeling van 11 maart 2020 op bladzijde 14 genoemde bedrijven is beëindigd en verzekerd is dat hervatting van die activiteiten rechtens is uitgesloten.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 19.6, onder a, indien de noodzakelijke externe saldering met het beëindigen van andere bedrijven dan genoemd in het addendum op de passende beoordeling wordt bewerkstelligd, en verzekerd is dat op die wijze de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden niet worden aangetast.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

20.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het provinciaal inpassingsplan Logistiek Park Moerdijk'.